Op 18 juni had ik in Trouw laten optekenen dat ik de kans op een meerderheid voor een Brexit zeer klein achtte. Ik zat er volledig naast. Hoe kwam dat? Ik meende dat de Britten de peilingen zouden beschouwen als een soort tweederangsverkiezingen, waarvan de uitslag weinig invloed zou hebben op de besluitvorming inzake Europa. In zulke tweederangsverkiezingen (zoals die voor het Europese Parlement) stemmen de mensen met hun hart en niet met hun hoofd.
Mijn op verkiezingsonderzoek gestoelde overtuiging was dat de Brexit aanhangers zich in het stemhokje nog eens twee keer zouden bedenken, omdat het Brexit referendum weliswaar raadgevend was (en daarmee bijna per definitie een tweederangsverkiezing) maar de Britse premier Cameron zijn positie verbonden had aan de uitkomst, waardoor de kans op daadwerkelijke uittreding bij een meerderheid daarvoor, zeer groot was.
Daarom, dacht ik op 18 juni, leek dit referendum wel erg veel op eersterangsverkiezingen waarin er praktische consequenties verbonden zijn aan je stemgedrag. In zo’n geval stemmen de meeste mensen behoudender dan ze graag zouden willen omdat ook de risico’s van hun stem laten meewegen. Een kind kon voorspellen dat bij een Brexit de Britse pond een klap zou krijgen en ook de Britse economie daarvan de consequenties zou moeten dragen.
Waarom waren met name de oudere Britten op het Engelse platteland bereid deze risico’s te nemen? Juist zij zouden toch in hun besteedbare inkomen hard getroffen worden door de val van het pond?
Er zijn twee antwoorden op deze vraag mogelijk. Het eerste is gegeven door Marine Le Pen, die onmiddellijk na de uitslag liet weten dat ‘de vrijheid gewonnen had’. In de New York Times van 28 juni sprak zij van ‘een lente voor de volkeren’. Het Britse volk had zich niet laten afschrikken door de apocalyptische voorspellingen over de val van het pond. “British voters understood that behind prognostications about the pound’s exchange rate and behind the debates of financial experts, only one question, at once simple and fundamental, was being asked: Do we want an undemocratic authority ruling our lives, or would we rather regain control over our destiny?”
Volgens Le Pen is de Brit liever arm dan slaaf. Maar dat slaat dan vooral op de oudere Brit, want het overgrote deel van de 18 tot 24 jarigen hebben vóór de EU gestemd. Niettemin is het een interessante gedachte dat niet-materiele overwegingen een doorslaggevende rol gespeeld hebben.
Toch is er ook een andere verklaring. Anders dan ik, geloofden veel Britten die voor Brexit stemden dat het uiteindelijk toch niet zo ver zou komen. Zij gingen er van uit de de politieke elite hun stem toch niet serieus zou nemen en daarom hoefden ze ook niet echt rekening te houden met een daadwerkelijke Brexit. Zij lijken gelijk te krijgen.
De onverwachte winnaars zongen al snel een toontje lager. Boris Johnson betoogde op de zondag na het Brexit referendum dat hij geen haast wilde maken met de uittreding en dat in ieder geval het vrije verkeer van EU burgers, de bijdrage aan de EU en de toegang tot de Europese markt zouden moeten blijven. “I cannot stress too much that Britain is part of Europe – and always will be.”
De politiek analist van de Amerikaanse City Bank, Willem Buiter, schat de kans op een Brexit nu op 35 procent. Het referendum was dus toch een tweederangsverkiezing…