Beste mevrouw Dijkstra,
Ik had vroeger net zo iemand als u in de klas.
Blond. Op weg naar mooi. Best wel slim. Ogenschijnlijk poeslief. Altijd vol vuur vertellend over haar eigen inspanningen als collectant voor de mensen die het minder getroffen hadden in het leven. Onbereikbaar voor de jongens uit het dorp, omdat ze voorbestemd was zich omhoog te trouwen, met een arts uit de grote stad. Of de directeur van een grote onderneming.
Maar soms, soms viel ze door de mand.
Namelijk: als ze haar zin een keertje niet kreeg.
Dan ging ze staan stampvoeten en kwam er opeens een heel venijnige opmerking uit haar mond die haar ware aard toonde.
Wij, de jongens uit het dorp, haalden dan opgelucht adem. We hadden medelijden met de arts, of de directeur van een grote onderneming, die later dertig, veertig jaar als echtgenoot naast haar zou moeten gaan liggen, omdat ie, verblind door de mooie verpakking, even vergat de binnenkant van het ‘cadeau’ te controleren. De nieren te proeven, zeg maar.
U had gisteren ook zo’n momentje hè?
Toen u uw Lichaamsleegtrekwet verdedigde in de Eerste Kamer.
De Eerste Kamerleden van het CDA wilden van u de spijkerharde garantie dat ook analfbeten, mensen met een laag IQ en bijvoorbeeld mensen met het syndroom van Down exact zouden begrijpen wat uw Lichaamsleegtrekwet precies voor hen zou betekenen.
En toen sprak u de legendarische woorden: “Een garantie geef je op stofzuigers”.
Wow.
Just wow.
Ik was terug in 1973 en zag helemaal ‘Stampertje’ weer voor me, zoals we haar noemden.
Ik hoop met heel mijn hart dat de Eerste Kamer u over twee weken bij de stemming over uw Lichaamsleegtrekwet keihard afstraft voor dit bewijs van stuitende minachting voor mensen die alleszins redelijke eisen stellen aan een wet.
Zoals uw partij, D66, voor wel meer dingen geen enkel respect heeft.
Het is dan altijd fijn als iemand van jullie op de valreep door de mand valt.
Nu de eigenaar van de omkoopneukhut nog. En de censuurakela.
Groet,
JanD