Beste mevrouw,
Sorry dat ik uw naam niet heb onthouden.
Maar u vroeg mij zaterdag op de Erasmusbrug hoe het kon dat mensen zoals Ebru Umar en ik zo luchtig omgaan met wat er allemaal aan bagger over ons gezegd en geschreven wordt (over haar nog veel meer dan over mij trouwens, want zij heeft ook die horde kansenparels nog achter zich aan en sinds een paar jaar ook de vooruitgeschoven posten van dictator Erdogan).
We hadden niet echt tijd voor een gesprek, dus ik hield het bij het korte antwoord. Dat is dat wij hebben geleerd: “if you can’t stand the heat, stay out of the kitchen”.
We delen als columnist uit, dus dan moeten we ook kunnen incasseren.
Maar er is natuurlijk meer over te zeggen.
Want Saeda Nourhussen (columniste bij het in- en in-keurige dagblad Trouw) deelde ook uit, kende dat spreekwoord vast ook, maar die kon de hitte niet aan en stopte met haar column. Terwijl Ebru en ik al decennialang gewoon stug doorgaan. Dus er moet meer zijn. Ik heb het even voor u op een rijtje gezet.
Autisme helpt. Ik kan niet voor Ebru spreken, maar ik deed toen ik ‘m onlangs op social media voorbij zag komen de ‘autisme-test’ van psycholoog Simon Baron-Cohen van het Cambridge Autism Research Centre. En ik scoorde met 35 punten een dikke vette bingo. Blijkbaar heb ik de variant die nogal onaanraakbaar maakt voor wat mensen van buiten je inner circle van je vinden (Pieter Omtzigt heeft die ook).
Daarnaast leer je in de loop der jaren wel wat trucjes die zorgen dat je moeilijk tot niet te raken bent door je vijandjes.
Ten eerste: zie ze inderdaad als vijandjes, met de nadruk op ‘-djes’. Als zij uit de klauwen van de GGZ kunnen blijven door tegen jou te schelden, jou te framen of over jouw rug karma-punten te scoren bij hun vriendjes in de al dan niet virtuele kroeg, gun ze dat dan. Het vereist voor een dwerg als Ebru en een tuinkabouter als ik in eerste instantie moeite om onszelf te zien als de olifant en de ander als het muisje dat ernaast loopt en zegt “Wat stampen we hard hè?”. Maar als je dat beeld eenmaal tot het jouwe hebt gemaakt, kun je er elke keer weer in jezelf heel hard om lachen.
Ten tweede: hoor wie het zegt. In mijn geval komt het geframe doorgaans uit de hoek van journalisten/columnisten en van loopjongens van Jesse Klaver. Die hebben er een zakelijk belang bij. Ik heb liever dat ze Brandpunt+ als laatste klus bij de publieke omroep de nek omdraaien (hoi, Hans), vlogger bij RTV Rijnmond zijn (hoi, Paul) of publieksbeïnvloeder bij George Soros (hoi, Huub), dan dat ze in de bijstand moeten lopen.
Ten derde: luister niet naar wat ze zeggen. Ook in dit geval kan ik niet voor Ebru spreken, maar ík ben geen masochist. Dus ik heb mezelf aangeleerd om me af te sluiten van die lui. Je kunt de tweets van advocaat Smeets, het hobbyblog van de schoolkrantredacteur en de columns van Bert Wagendorp ook níet lezen. Sterker: dat doet een overgrote meerderheid van alle Nederlanders niet. Blocken en muten, IRL én online, is mijn lust en mijn leven. Als je niet weet wat ze over je zeggen, kan het je ook niet raken, nietwaar?
Ten vierde: beschouw het als léuk onderdeel van je werk. Als Ebru braaf een afdeling bij het Oogziekenhuis was gaan leiden en ik boekhouder bij de plaatselijke zeilmakerij was geworden, hadden we ongetwijfeld louter dank (zij) respectievelijk na 25 jaar een gouden horloge (ik) gekregen. Maar we kozen voor een heel ander bestaan en verdienen nu allebei een deel van ons geld met het leukste vak ter wereld: stukkies tikken. En omdat we geen Aaf Brandt Corstius willen zijn die braaf schrijft over ditjes en datjes en zusjes en zo’tjes, hoort daar de schaduwzijde van de vele complimenten die we óók krijgen gewoon bij. Net als het versturen van factuurtjes.
Ten vijfde: erken je narcisme. Als je in de schijnwerpers gaat staan, wil je mensen raken. Als ik columnisten begeleid, zeg ik altijd dat de ideale columnist door vijftig procent van zijn lezers geliefd wordt en door vijftig procent gehaat. Dan ben je namelijk in staat om met jouw pen de hartslag van anderen in beweging te krijgen. Niks erger dan een column waarvan lezers of luisteraars níks vinden. Ook al stelt alles wat iedereen doet op de eeuwigheid geen reet voor, je kiest dit vak ook om iets bij mensen te bewerkstelligen. Je wilt geen Chris Aalberts zijn.
Ten zesde: schrijf het af en toe lekker van je af.
Of dit allemaal werkt, merk je ’s avonds.
Als je altijd vlot in slaap valt, is het goed.
Als je wakker ligt van wat anderen van je vinden, ben je ongeschikt.
Veel meer valt er niet over te vertellen.
Nou ja, je moet zo’n gladde rug natuurlijk wel onderhouden. Ik hoop voor Ebru dat zij dat op een andere manier doet dan ik. Maar dat weet je nooit hè, bij die Turkse vrouwtjes…
Fijne dag!
JanD
PS. Vraag mensen die je tippen (why?!) dat niet meer te doen. Ik kreeg een bericht dat er vandaag in NRC een column schijnt te staan met als kop ‘Jan Dijklul’. Denkt zo’n tipgever nou echt dat ik ga lezen wat de bedenker van die naamgrap (die ik nog ken van de tweede klas van de basisschool) van mij vindt? Laat-ie lekker jus d’orange gaan stelen met z’n vrouw.
UPDATE 1 Vergeten tip van mij: praat niet met onvriendelijke of zuigende of antwoorden eisende anoniempjes; lafbekjes zijn te tijd niet waard.
UPDATE 2 Bonustip van Oemor Abri.