Beste mevrouw Ollongren,
In deze tijd van polarisatie ben ik eens op zoek gegaan naar de overeenkomsten tussen u en mij, in plaats van naar de verschillen.
Ook, trouwens, omdat ik naar het strand wil vandaag. Dan is het nogal dom om duizenden woorden over de verschillen te gaan tikken. Dat is weliswaar inhoudelijk veel gemakkelijker, maar het vreet ook tijd.
En mevrouw Dijkgraaf staat al met een flesje naar me te zwaaien.
De overeenkomsten dus.
De eerste: ons arbeidsethos. Net als ik elke vakantie doorwerk, heeft u dat dit mei-reces ook gedaan. U beantwoordt ‘eventjes’ de negentien pagina’s met vragen van leden van de Eerste Kamer over de wet waarmee u het raadgevend referendum de nek omdraait.
De tweede: onze klantgerichtheid. Net als ik mijn lezers (v/m) en betalende klanten niet wil teleurstellen, laat u uw opdrachtgevers in Brussel niet in de steek. Daar is men niet vergeten dat een meerderheid van onze bevolking weigerde te knipmessen toen de verloving tussen de schurkenstaat Oekraïne en de EU-familie moest worden bekrachtigd. Daarvoor verdient onze bevolking straf en u bent de politie, de officier van Justitie en de rechter in één.
De derde: onze arrogantie. Net als ik mijn kinderen toen ze klein waren op vervelende vragen uiteindelijke antwoordde met “Omdat ik het zeg”, blijft u maar beweren dat de wet op het raadgevend referendum ‘ons niet gebracht heeft wat er van verwacht werd’. Terwijl ik tot nu toe alleen uitslagen zag die ik wel verwacht had en reacties van het kabinet en de meerderheid van dienst in beide Kamers op die uitslagen die ik ook verwacht had (vandaar dat u geen raadgevend referendum over het afschaffen van het raadgevend referendum wilt, want dat verliest u dikker dan alle -twee- voorgaande referenda).
De vierde: ons imago. Net als ik sommige mensen (verkeerde) jeuk bezorg, roept ook u gevoelens van walging op. Maar laat ik bescheiden blijven: voor mijn hatertjes is het Dorpshuis van Follega/Eesterga al snel te groot, bij u hebben we aan tien Johan Cruijff Arena’s nog niet genoeg.
De vijfde: onze hyperactieve middelvinger. Net als ik iedereen met wie ik om mij moverende redenen niet wil communiceren op social media de mond snoer met ‘Wat is je Lidnr.?’ (v/h ‘Zeg het ze’), weigert u vragen van mensen aan wie u wél verantwoording schuldig bent (u bent erger dan ik dus) simpelweg te beantwoorden. De 50 PLUS-fractie in de Eerste Kamer vroeg u om een overzicht van referenda in andere landen en u antwoordt met ‘Er zijn inderdaad landen die referenda hebben, maar ik ga lekker niet zeggen welke en het ook niet voor jullie uitzoeken, de tyfus voor je, stomme kutbejaarden, want we hebben jullie niet nodig om een meerderheid te krijgen in de Eerste Kamer, dus val lekker dood’ (of zoiets).
Je zou denken dat al die overeenkomsten vast een band tussen ons scheppen. Maar ik moet eerlijk zijn: ik voel nog geen begin van een beginnetje. Ik wil u juist bestrijden waar ik maar kan, op de manier waarop ik dat het beste kan. Want ik vind u een levensgevaarlijke vrouw.
Het is niet anders.
Groet,