Meneer Rutte,
Instinctief heb ik altijd een bloedhekel gehad aan Jean-Claude Juncker, de voorzitter van de Europese Commissie.
Ik weet dankzij u eindelijk hoe dat komt: zijn rugpijn.
Al dat kleffe gezoen van minister-presidenten, dat merkwaardige salueren naar u, dat slaan in al die gezichten als ie Europese leiders ontvangt, dat gewoel in het peenhaar van Guy Verhofstadt, dat gewankel voor het oog van de camera’s, nu ook weer bij de NAVO-top, het was, zo beweerde u stellig, allemaal het gevolg van… zijn rugpijn.
Dus dáárom moet ik ‘m niet.
Mijn moeder en haar broers en zussen werden veel te jong wees, omdat hun moeder werd doodgereden door een man die te veel rugpijn had. Mijn opa van vaderskant werkte jarenlang als kastelein bij De Gouden Leeuw op Oud-IJsselmonde en die zag dagelijks wat te veel rugpijn kon veroorzaken: geldzorgen bij gezinnen en kinderen die hun vader uit de kroeg moesten halen.
Ik ben dus opgevoed door ouders die een afkeer hadden van mensen met te veel rugpijn. De ene keer in mijn leven dat ik zo veel rugpijn had dat ik kotsend boven de toiletpot hing, uitgerekend de nacht voor mijn eerste havo-examen, zei mijn vader: “De volgende keer dat je te veel rugpijn hebt, kun je je koffer pakken.”
En eerlijk is eerlijk: het is mijn ouders gelukt. Ik kan niet lachen om mensen die zich anders gaan gedragen als ze te veel rugpijn hebben. Ik vind ze gênant. Als je rugpijn nodig hebt om vrolijk te worden, vind ik je een neppert. En als je van rugpijn juist boos wordt, vind ik je helemaal een zak stront.
Jean-Claude Juncker is een zak stront die zelfs tijdens een fucking NAVO-top niet het fatsoen heeft om éven geen rugpijn te nemen.
Als ie morgen dood neervalt omdat zijn lever het begeeft, zal ik er geen traan om laten.
Moet ie maar niet zo veel rugpijn hebben.
Groet,
JanD