Brussen, je wacht alweer een tijdje op mijn schrijven maar sorry, griep en andere belangrijke zaken vertraagden mijn reactie. Soms zou ik willen dat ik in loondienst was: dan had ik vorige week donderdag de stekker eruit getrokken en had ik me tot komende maandag ziek gemeld. Nu was het aanmodderen en af en toe uithijgen en bijslapen op de bank. Dat zijn de momenten dat ik me zielig voel, daar heb jij natuurlijk met mevrouw Brussen aan je zijde geen last van. Maar goed, zielig is vrijwel over, er moet weer gewerkt worden. Geld verdiend.
Ondertussen is heel Nederland boos op me. De ‘weldenkende’ helft vindt me een stom wijf omdat ik in hun ogen Wilders aanhang en dat mag niet. De andere helft vindt me een stom wijf want ik ben zelluf een allochtoon. De derde helft die het met me eens is negeer ik voor het gemak – hoe kan ik anders mijn slachtofferrol vervullen?
Maar weet je Brussen, waar ik nou echt verdrietig van wordt? Het gaat niet om mijn gelijk. Het gaat erom dat er mensen zijn in Nederland die heel hard roepen dat er minder Marokkanen moeten zijn in Nederland. Die mensen zijn Nederlanders, die ’s ochtends naar hun werk gaan, ’s avonds eten, vrijdag de kroeg in gaan, in het weekend sporten – doodnormale mensen. Die mensen worden genegeerd door beleidsmakers. Die mensen worden niet gehoord. Die mensen worden weggehoond.
Maar die mensen hebben stemrecht.
Die mensen leven in Nederland.
Die mensen maken van alles mee.
Die mensen werken, hebben problemen.
Die mensen willen gehoord worden.
Die mensen hebben het idee dat Haagse politici zakkenvullers zijn.
Die mensen zijn Nederland.
En in plaats van dat politici en sinds gisteren óók nieuwsbazen bij RTL, BNR en Telegraaf zich afvragen wat déze mensen willen, wat hún zorgen zijn en hoe zíj leven, richten zij hun toorn op de enige man in Nederland, door wie deze mensen zich wél gehoord voelen: Geert Wilders.
Leg me even uit Brussen: waarom worden oorzaak en gevolg toch áltijd door elkaar gehaald in Nederland?