Op 1 oktober publiceerde ik een stuk op ThePostOnline over de kwalijke misleiding van het ‘positiviteitsdenken’ en de misleidende boodschap van KWF Kankerbestrijding, dat ons probeert te doen geloven dat kanker binnen afzienbare tijd een chronische ziekte zal zijn, als het al niet geheel de wereld uit is geholpen. Om dat doel te bereiken moet u geld geven. Aan het KWF, welteverstaan. Ik citeerde medisch microbioloog Huub Schellekens, die stelt dat de opwekkende verhalen van het KWF met de realiteit weinig van doen hebben, en ze afdoet als PR.
Mijn artikel was kennelijk tegen het zere been van het KWF, want prompt ontving ik een e-mail van directeur Michel Rudolphie. (Waarschijnlijk is het ding opgesteld door een van zijn onderknuppels, maar zijn naam staat eronder). Rudolphie vindt mij niet lief en mijn artikel stom.
Daar doen we het voor, maar over de belangrijkste boodschap van Schellekens rept Rudolphie met geen woord. Geparafraseerd luidt die boodschap: de aandacht voor kanker trekt fondsen en inventiviteit weg bij andere vakgebieden, waardoor we bijvoorbeeld al 35 jaar geen nieuw antibioticum meer hebben ontwikkeld. Dat is commercieel domweg niet interessant. Voor een vijfdaagse kuur kun je maar zoveel vragen, terwijl je voor die laatste, experimentele kankerbehandeling mensen het hemd van het lijf kunt trekken. Een dure strohalm, zogezegd.
Toevallig kwam EenVandaag in deze uitzending van 12 oktober op de proppen met een item waarin werd gesteld dat er te weinig onderzoeksbudget is voor alledaagse kwalen. De Gezondheidsraad vindt dat er veel meer overheidsgeld moet worden besteed aan onderzoek naar veel voorkomende aandoeningen. Het budget voor theoretisch onderzoek naar ziektes als kanker en ALS is met 1,2 miljard per jaar buitenproportioneel groot. Huisarts Hedwig Vos: “Er zijn heel veel alledaagse ziektebeelden waarvan wij als huisarts niet weten hoe die ontstaan en wat de beste behandeling is. Ik heb het dan over dingen als ingegroeide teennagels, vetbultjes, buikpijn bij kinderen, droge ogen, teveel oorsmeer, keelpijn, et cetera.”
Vos stipt ook een andere kwestie aan: onderzoekers publiceren liever in vaktijdschriften als The Lancet en Nature, dan in minder bekende low-profile bladen. Een huisarts die onderzoek heeft gedaan naar voetwratten, hoeft niet aan te kloppen bij The Lancet, waardoor zijn werk te weinig aandacht krijgt en er dus ook geen fondsen voor vrijkomen.
De bevindingen van de Gezondheidsraad stroken dus volledig met de kritiek van Schellekens. Maar die kritiek is niet nieuw. In maart 2006 verschijnt dit artikel op de website Medisch Contact. Huisarts en onderzoeker huisartsengeneeskunde aan het VUmc H.E. van der Horst trekt dezelfde conclusies als de Gezondheidsraad nu, alleen tien jaar eerder. In het stuk van Van der Horst wordt bovendien duidelijk dat het in 1994 ook al hommeles was met de aandacht voor alledaagse kwaaltjes:
“In 1994 wees hoogleraar huisartsgeneeskunde De Melker in zijn Huygen-lezing op de merkwaardige paradox dat gewone ziekten het minst worden onderzocht. Hij hield een warm pleidooi voor onderzoek naar gewone ziekten, dat juist in het Nederlandse bestel met op naam ingeschreven patiënten goed uitvoerbaar is.”
Michel Rudolphie kan mij dus wel stom vinden, het probleem speelt al veel langer, en kennelijk wordt er niets gedaan om de situatie te verbeteren. Het lijkt alleen om de tien jaar even terug te komen, waarna het weer in een onderste lade verdwijnt, want ja, kanker, daar zit het geld en daar kunnen we ons als onderzoekers mee profileren.
Met een remedie tegen navelsuizen of ontstoken lurven komen we niet bij Matthijs van Nieuwkerk aan de slijmtafel. Daarvoor moet je toch echt het woord kanker of ALS laten vallen.
Gard Simons rekent op uw gulle gift als dank voor het mogen lezen van dit geweldige artikel. Vergeet u dus niet uw waardering in klinkende munt uit te drukken in het donatieveld hieronder.