Er zijn te weinig vrouwen in de media en de vrouwen die we zien worden verkeerd afgebeeld. Het is een inzicht dat al bestaat vanaf de jaren ’70, toen feministen uit de Tweede Golf voor het eerst genderrepresentatie gingen onderzoeken. Het is ook een inzicht dat Janneke van Heugten deze week met veel bombarie presenteerde. Haar campagne heet You can’t be what you can’t see: het is onmogelijk om iets te worden waarvan je niet weet dat het bestaat. Zelden had een campagne zo’n onzinnige slogan.
Uit onderzoek van Van Heugten blijkt bijvoorbeeld dat er in de media nauwelijks vrouwen van boven de 45 te zien zijn. Betekent dit dan dat vrouwen niet ouder kunnen worden dan 45? Of dat ze niet weten dat vrouwen ook ouder dan 45 worden? Als je niet kunt zijn wat je niet kunt zien, hoe kan het dan dat de positie van meisjes en vrouwen aanzienlijk is verbeterd, terwijl de representatie van vrouwen nog immer slecht en schadelijk is?
Van Heugten is directeur van VIDM (Vaker In De Media, vroeger Vrouwen In De Media). De claim van deze organisatie is dat er wel veel vrouwelijke experts bestaan, maar dat zij niet uitgenodigd worden. Deze bewering is daarmee strijdig met de inzet van You can’t be what you can’t see. Zo beweert Van Heugten op haar website dat stereotypering een effect heeft op studiekeuze en daarmee op doorstroom naar hogere posities. Je vraagt af hoe al die vrouwen toch deskundig hebben kunnen worden.
Het meest bont maakt Kaouthar Darmoni het, nota bene Universitair Docent bij Media & Cultuur aan de UvA. In de campagnevideo zegt zij: “Vrouwen, vooral meisjes, kunnen geen gezonde vrouwelijke identiteit ontwikkelen want ze zien dit niet terug in de media.” Pardon? Zijn wij dan allemaal ongezond, want opgegroeid in een medialandschap waar oude witte mannen domineren? Moet een carrièrepad aan je voorgeschoteld worden voordat je het kunt bewandelen? Kunnen meisjes alleen voorgekauwde dromen dromen?
De fout die hier gemaakt wordt is dat representatie gelijkgesteld wordt aan receptie. Het gaat niet zozeer om wat er in de media te zien is, als wel om wat het publiek daarmee doet. Vrouwen turven zegt dan ook niets. Zelfs turven wat die vrouwen precies doen en in welke context vertelt ons niets over de effecten daarvan. Zo weten we uit onderzoek dat publieken wantrouwend worden bij al te politiekcorrecte series. Als allochtonen heel positief worden afgebeeld is dat goed in termen van representatie, maar als kijkers de serie vervolgens afschrijven omdat ze het gevoel hebben naar propaganda te zitten kijken, heb je daar niets aan. Er is een verschil tussen de boodschap die de zender erin stopt en de betekenis die de ontvanger daaraan geeft (zie mijn eerdere lesje communicatiewetenschap).
‘Rolmodel’ is een weinig bruikbaar concept in publieksonderzoek. Identificatie op demografische kenmerken blijkt helemaal niet zo relevant als het gaat om hoe mensen betekenis geven aan media. Ja, in films en series zijn vooral blonde, dunne, jonge vrouwen te zien. Meisjes blijken uitstekend in staat dat beeld te deconstrueren en te bekritiseren. Ze praten ook over personages en personen die ze stom vinden en waarmee ze zich niet kunnen identificeren. Ook die geven richting aan hun identiteit.
Het tekort aan vrouwen aan talkshowtafels is een teken van seksisme en dat is een slechte zaak. Er is niks mis met vrouwenorganisaties die omroepen multomappen vol met vrouwen willen aanreiken. Ze moeten dat echter niet doen op basis van onjuiste beweringen over de werking van de media. Ze moeten dat al helemaal niet doen uit naam van jonge meisjes. Die hebben sowieso weinig op met praatprogramma’s. Áls ze al vinden dat daar te weinig vrouwen zitten, denken ze dat dit anders zal zijn als zij groot zijn. Jonge mensen denken altijd dat zij de wereld gaan veranderen en voor hedendaagse meisjes is dat niet anders. En daarin zit het probleem.
De scheve verhouding tussen mannen en vrouwen in de media wordt al sinds de jaren ’70 benoemd en bekritiseerd. De onderzoeksvraag die we ons moeten stellen is dus niet ‘hoe worden vrouwen gerepresenteerd in de media?’ Daar is meer dan genoeg onderzoek naar. Veel interessanter – en moeilijker en pijnlijker – is de vraag ‘hoe kan het dat na jaren van dit probleem aankaarten er nog steeds niets verandert?’
Meer over rolmodellen, representatie en receptie in ‘Meisjes Kijken’, het boek dat Linda Duits samen met Pedro de Bruyckere schreef over meisjes en media (ook al zag ze vroeger op televisie nooit vrouwen die boeken schreven over meisjes en media).