Badiraguato, Sinaloa. Als je in Mexico zegt dat je daar bent geweest, Word je met grote ogen aangekeken. Badiraguato heeft iets magisch. Want deze gemeente in het noorden van Sinaloa, met 35.000 inwoners verdeelt over enkele plaatsjes en honderden gehuchtjes, is het brongebied van het Kartel van Sinaloa. Verborgen tussen de bossen worden jaarlijks tonnen marijuana en opium verbouwd. Enkele weken was ik er een paar dagen voor een lange reportage.
Hier, in de ruige bergen, waar de wet nimmer veel impact heeft gehad, werden de grote capo’s van de Mexicaanse drugshandel geboren. Miguel Ángel Félix Gallardo, de ‘Peetvader’, de man die de opium- en marijuanahandel in Sinaloa professionaliseerde. Rafael Caro Quintero. De broers Beltrán-Leyva. Ernesto ‘Don Neto’ Fonseca. En diep verscholen, nabij de grens met buurstaat Chihuahua, ligt het gehuchtje La Tuna, geboorteplaats van Joaquín ‘El Chapo’ Guzmán, de rijkste en machtigste drug lord ter wereld en de meest gezochte man van Mexico. Zijn moeder woont er ook nog steeds. In een grote villa die Chapo voor haar heeft laten bouwen. Het gebied wordt soms grappend Chapolandia genoemd.
Mexicaans Sicilië
Badiraguato heeft een lange, gewelddadige geschiedenis. De regering heeft hier nimmer veel controle gehad. Drugshandel is een manier van leven in de sierra, de bergen van Sinaloa. De lokale criminele organisatie, het Sinaloa Kartel, is het oudste drugskartel van Mexico. Begonnen als een familiebusiness onder Miguel Ángel Félix Gallardo is het nu de grootste criminele organisatie van de wereld. Nu is Chapo Guzmán de man die de touwtjes in handen heeft. Zijn woord is wet in de bergen. Zijn Sinaloa Kartel heerst over Badiraguato. Gewapende kartelleden, gatilleros genoemd (naar gatillo, het Spaanse woord voor ‘trekker’), beheersen de slecht begaanbare wegen met controleposten. In de bergen heeft Chapo sluipschutters gestationeerd. Uitkijkposten houden elkaar via de radio op de hoogte van verdachte bewegingen. Niets gebeurt in de sierra zonder dat Chapo ervan weet. De bewoners van Badiraguato houden de kaken stijf op elkaar over Chapo en het kartel. Er heerst een omertá-achtige stiltecultuur. Sinaloa wordt niet voor niets het Sicilië van Mexico genoemd.
President Felipe Calderón heeft van de bestrijding van Chapo zijn hoogste prioriteit gemaakt. In 2006 besloot hij duizenden soldaten tegen de zwaargewapende drugskartels in te zetten. Vijf jaar en 35.000 doden verder heerst alom de stemming dat de drugsoorlog volledig is mislukt. Ook in Sinaloa werden militairen gestationeerd, in Badiraguato is een kleine basis. De militairen hebben maar een doel: Chapo vinden en een einde maken aan de drugsteelt in Badiraguato.
Onherbergzaam
De soldaten zijn gestationeerd op een kleine basis in de cabecera, de zetel van de gemeente. Er is een landingsstrook met enkele helikopters. Er zijn terreinvoertuigen, zware wapens. Dagelijks vertrekken patrouilles de bergen in om op zoek te gaan naar opium- en marijuanaveldjes. Honderden soldaten, iedere dag weer in touw. Het doel: voor eens en voor altijd afrekenen met de drugsteelt in Sinaloa, het Kartel bij de wortels uitroeien.
Het gebied is zo groot en onherbergzaam, dat het voor de militairen nauwelijks te doen is om de drugsteelt te vernietigen. Maar dat is nog niet eens het probleem. Locals vertelden me dat de soldaten heel veel weghalen. Maar de productie van opium en marijuana neemt hier niet af. Ze is al jaren gelijk. De gemiddelde marijuanaproductie per persoon per jaar is al jaren stabiel met een kleine 50 kilogram per persoon per jaar. Zoeken de soldaten dan niet goed? Zijn de narco’s ze zoals gewoonlijk dan weer te slim af?
Clementie
In Culiacán, de naburige hoofdstad van Sinaloa, sprak ik met taxichauffeur Eduardo. “Kom je nu net uit Badiraguato? Je bent verslaggever zeker?” Ik kijk verrast. “Ik kom daar vandaan, uit de bergen. Na verloop van tijd leer je jullie soort zo herkennen.” Hij lacht en stelt me gerust. “Ja, ik heb voor het Sinaloa Kartel gewerkt. Maar geen zorgen, ik ben nu volledig legaal.” Hij is getrouwd en heeft een zoontje, vertelt hij. Wie voor het kartel werkt, heeft geen hoge levensverwachting. Hij vroeg zijn bazen of hij mocht vertrekken naar Culiacán. Dat mocht. Niet iedereen krijgt die clementie. Nog niet zo lang geleden wilde een jongen marijuanaboer uit het plaatsje La Calera, diep in de bergen, ook stoppen met de drugsteelt. Hij werd ontvoerd door de mannen van Chapo. Zijn onthoofde lijk werd enkele dagen later door soldaten gevonden, ergens op een achterafweggetje.
Eduardo vertelt dat hij tot enkele jaren geleden nog volop opium plantte in Badiraguato. “Net als iedereen daar. In de bergen buiten de stad werkt iedereen voor El Cártel. Iedereen werkt voor Chapo. We berschermen hem, hij beschermt ons. Hij is niet slecht. Hij is een van de onzen.” En de soldaten? “Och, die komen en gaan. We praten wel eens met ze. Het zijn geen slechte mensen, maar ze komen onze handel verstoren. Dus we moeten met ze onderhandelen. In alle rust, niet met geweld. Ze hebben wapens, he.”
Burgeroorlog
Onderhandelen? Met het leger dat daar is om de drugshandel uit te roeien?
Eduardo moet lachen om de vraag. “Luister, het is heel simpel. Iedereen werkt er in de drugsteelt en –handel. Wij telen drugs, omdat er niets anders groeit. Mijn hele familie zaait opium, het is de enige inkomstenbron. En iedereen in de sierra is gewapend, tot de kinderen toe. Begrijp je wat er zou gebeuren als ze alle veldjes zouden verwoesten? Dan zou de hele sierra in opstand komen. Dan krijg je hier een burgeroorlog. Dus we reserveren een deel van de opbrengst om de soldaten om te kopen. De militairen zoeken selectief. Ze roeien alleen de veldjes uit van de mensen die op dat moment niet genoeg hebben om ze om te kopen.”
Als ik nog overtuiging nodig had dat la Guerra contra el narcotráfico een nutteloze bezigheid was, dan was die quote voldoende.
Jan-Albert Hootsen is Zuid-Amerikacorrespondent voor onder andere Trouw, het ANP en de Wereldomroep. Tweewekelijks schrijft hij voor DeJaap.