De EU stuurt half oktober een groep journalisten naar de Westelijke Jordaanoever. Een snoepreisje waarbij alle kosten worden voldaan door Brussel. Meteen kwam het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) in actie om bezwaar te maken. Het CIDI schrijft:
“Het is onacceptabel dat de EU stelling neemt in een ingewikkeld conflict en journalisten eenzijdig informeert met gebruik van gemeenschapsgeld. CIDI heeft daarom Nederlandse politici opgeroepen stelling te nemen tegen deze eenzijdige activiteit en de door de EU gestuurde berichtgeving die daaruit voortvloeit.”
De EU geeft in deze reis helemaal geen aandacht aan de positie van Israël en kijkt alleen naar de Palestijnse kant, vindt het CIDI. Opvallend, want ook het CIDI organiseert jaarlijks een persreis. Uw verslaggever ging afgelopen juli zelf mee naar Israël, geheel verzorgd en betaald door het CIDI. De kritiek op die reis is eveneens dat die eenzijdig is want er zou onvoldoende aandacht zijn voor het Palestijnse perspectief. Waar haalt het CIDI dan het lef vandaan om te protesteren tegen een soortgelijke reis die de andere kant van het conflict laat zien? Een analyse.
Het programma van de EU-reis naar de Westbank bestaat uit vijf dagen. Er staat inderdaad geen enkele Israëlische vertegenwoordiger op het programma, maar des te meer Palestijnse. In Jeruzalem worden de journalisten bijgepraat over sloop, uitzetting en andere problemen van Palestijnen in de oude stad. Er komen ook NGO’s aan het woord: Breaking the Silence, Youth against Settlement en Ir Amin zijn allen tegen het huidige beleid van Israël. De journalisten spreken ook Mustafa Barghouti, enkele politici van Fatah en Palestijnse journalisten.
De journalisten krijgen briefings van EU persvoorlichters, het EU-kantoor om de Palestijnse politie te ondersteunen en van Ralph Tarraf, het hoofd van de EU-delegatie voor Palestina. Ook dineren zij met Europese diplomaten. Zeker de helft van de tijd gaan ze naar projecten die (deels) zijn betaald door de EU. Ze bezoeken een agrarisch park bij Jericho, een project om de Palestijnse gebieden te ontwikkelen, een waterzuiveringsinstallatie, een vluchtelingenkamp van de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen (UNWRA), projecten in Oost-Jeruzalem, een archeologische opgraving bij Nablus en een cultureel evenement van Al Kamandjati.
Het CIDI zegt terecht dat dit programma eenzijdig is, maar dat is de persreis van het CIDI ook. Hoewel het CIDI aandacht besteedt aan het perspectief van Israël én de Palestijnen, is die balans scheef. De CIDI-reis duurt ruim zes dagen en daarvan is globaal een kwart ingeruimd voor de Palestijnen. Het CIDI doet – als belangenclub van Israël – dus meer om de tegenpartij in het conflict aan het woord te laten dan dat de EU Israël aan het woord laat.
De EU-reis kent in principe hetzelfde probleem als de CIDI-reis. We stonden in juli met de journalisten in de stad Rawabi en spraken een Palestijnse voorlichter. Hij meldde dat Israël het water aftapt waardoor de stad niet tot volle wasdom kan komen. Correspondenten kunnen in zo’n situatie niet gemakkelijk worden misleid: ze hebben achtergrondkennis en een netwerk om dit soort beweringen te checken. Deelnemers aan de journalistenreis missen die kennis en dat netwerk. Dit soort beweringen blijven dus in de lucht hangen. Of ze eenzijdig of onjuist zijn, blijft onduidelijk.
Dit probleem geldt voor bijna alle uitspraken die tijdens de CIDI-reis door Israëlische functionarissen over de Palestijnen worden gedaan en vice versa. We leren dat er allerlei onderlinge beschuldigingen zijn, maar of ze kloppen blijft onduidelijk. Dat heeft weinig te maken met het kritische vermogen van de journalisten, maar wel met de informatie die ze tot hun beschikking hebben. Zelfs als ze een aantal van deze uitspraken checken, worden veel andere uitspraken nog steeds niet gecontroleerd. Van “waarheidsvinding” is met zo weinig wederhoor sowieso nauwelijks sprake.
De CIDI-reis en de EU-reis leveren allebei “een perspectief op het conflict” op, niet de waarheid. Welk perspectief is dat? Bij de EU-reis is het perspectief eenzijdig pro-Palestijns, maar het gaat nog een stapje verder: het is ook pro-EU. Bustochten langs een groot aantal projecten waar de EU geld in heeft gestoken laten vooral zien dat de EU erg belangrijk is. Gesprekken met EU-diplomaten laten zien dat die erg hard bezig zijn allerlei zaken in deze regio te bereiken. Hoewel het vaak wordt ontkend, ontwikkelt de EU in de praktijk een eigen buitenlandbeleid. Deze reis illustreert dat.
Het probleem is dan ook niet zozeer dat dit een pro-Palestijnse reis is, want pro-Israëlische reizen bestaan ook. Het CIDI moet geen lange tenen hebben en snappen dat er ook een Palestijnse kant zit aan de bezetting. Dat laat onverlet dat het CIDI gelijk heeft dat het raar is dat de belastingbetaler voor een eenzijdige reis opdraait. Dan moet het duidelijk zijn wat de legitimatie is. Bij de CIDI-reis is die helder: het CIDI heeft leden die het belangrijk vinden dat journalisten naar Israël gaan.
Ook bij de EU-reis kan de legitimatie alleen vanuit burgers komen. Precies daar zit de pijn: op EU-niveau is de publieke controle op beslissingen, budgetten en daarmee ook persreizen minimaal. Als burgers meer aandacht willen voor de Palestijnse zijde, is het niet gek een eenzijdige reis aan te bieden. Maar in de praktijk heeft nog nooit één burger zich over deze kwestie uitgesproken of politici een mandaat gegeven zo’n reis op poten te zetten.
Dat is een groter probleem dan dat het CIDI met geld van leden journalisten fêteert.
Chris Aalberts ging in juli mee met het CIDI naar Israël en de bezette gebieden. Zijn verslag van deze reis vind je hier. Helaas staat zijn agenda het niet toe zich ook door de EU te laten fêteren.