Jodenhaat hoort bij de islam. Aldus vatte NRC Handelsblad dit weekend een uitgebreide opiniebijdrage samen van de onlangs cum laude gepromoveerde Leidse onderzoeker David Suurland. Daarin wijst hij op het in de islamitische wereld wijd verbreide antisemitisme. Dat is, benadrukt hij, géén effect van het Israëlisch Palestijnse conflict. De oorzaak ligt dieper.
Suurland schrijft: “In de islamitische wereld gaat het voor de Joden fout op het moment dat zij Mohammed niet erkennen als profeet. Vanaf dat moment beschrijven de canonieke bronnen van de islam de Joden vrijwel uitsluitend in negatieve termen. Zij zijn het die voor eigen gewin bewust het woord van Allah hebben vervalst, de waarheid verhullen, hun profeten vermoorden. (…) De vergelijking met het christelijk antisemitisme is evident. En daar waar 2000 jaar christelijke antisemitische theologie het maatschappelijk draagvlak voor de holocaust creëerde, zou het naïef zijn te veronderstellen dat 1400 jaar islamitisch antisemitisme zonder gevolgen zou zijn. Dat is het dan ook niet.”
Vervolgens noemt Suurland de vele enquêtes waaruit blijkt dat moslims waar dan ook (behalve in Israël) uiterst negatief denken over ‘Joden’. Suurland drukt zich in zijn stuk diplomatiek uit. Hij heeft het over ‘canonieke bronnen’. Het gaat om de Koran, om het woord van God himself. En juist dat maakt het islamitisch antisemitisme wellicht nog een slag gevaarlijker dan het ‘ouderwetse’ christelijke antisemitisme.
Het Nieuwe Testament vertoont antisemitische trekjes. Het is ontstaan in een tijd waarin de christenen zich losmaakten van het Joodse geloof waaruit zij waren voortgekomen, en gretig de anti-joodse clichés opzogen die in het Romeinse Rijk al geruime tijd de ronde deden. De betreffende aanwijzingen zijn overbekend; de Joden eisten dat Jezus gekruisigd zou worden en accepteerden een collectieve verantwoordelijkheid voor deze daad (‘Zijn bloed kome over ons en onze kinderen’). En in het Johannesevangelie worden de Joden regelmatig aangeduid als duivelsgebroed. Die prille haat vormde de basis voor een ware uitbarsting van antisemitisme vanaf met name de vierde eeuw. Bisschoppen, beroemde kluizenaars en zeer vereerde kerkvaders schreven preken en homilieën (vermaningen) waarin de Joden op de meest afschrikwekkende wijze werden afgeschilderd, en de grootste gruwelen werden toegewenst. De Joden waren door God vervloekt en mochten daarom straffeloos bestolen en vermoord worden. Joden werden in het (christelijke) Laat-Romeinse Rijk op z’n best gediscrimineerd, en bij tijd en wijle opgejaagd en uitgemoord. (In gebieden waar veel Joden woonden, was het religieus geweld vaak wederzijds, maar de uiteindelijke verliezer stond wel vast.)
Het is exact deze vroegchristelijke Jodenhaat die in de Koran terugkeert. Alleen zijn dan niet de eerwaarde kerkvaders aan het woord, maar is het God zélf die de Joden aanwijst als de bron van alle kwaad. Een paar voorbeelden.
In het volgende vers vervloekt God de Joden omdat ze Hem ontrouw zouden zijn geworden. En daarna hebben ze Gods woorden leugenachtig verdraaid:
‘En God had een verbond aangegaan
met de zonen Israëls
(…)
Toen
omdat zij hun verbond
geschonden hebben
hebben Wij hen vervloekt
en hebben Wij hun harten hard gemaakt
zodat zij de bewoordingen [van de openbaring]
van hun plaatsen verdraaiden [vervalsten]
(…)
Steeds zult gij
verraderlijkheid van hen
gewaarworden
tenzij van weinigen hunner.’
(soera 5:12-13)
En God vervloekt ze nogmaals omdat ze de Koran niet willen accepteren:
‘En toen tot hen [de Joden] kwam een Schrift [de Koran]
vanwege God
de waarheid bevestigend
van wat bij hen was (…)
werden zij ongelovig daaraan.
Dus Gods vloek over de ongelovigen.’
(2:-89-90)
Ook het oude verwijt dat de Joden Jezus zouden hebben vermoord keert in de Koran terug:
‘Zeg:
Waarom doodde gij dan
de profeten Gods tevoren
indien gij gelovigen waart?’
(2:91)
En het oude verwijt dat Joden inhalig zijn, en dat hun geloof hen toestaat om ongelovigen te bedriegen:
‘En onder de lieden van de Schrift zijn er
die als gij hun toevertrouwt
een stapel gelds
hem aan u aflossen
en er zijn er
die als gij hun één goudstuk toevertrouwt
het niet aan u aflossen
tenzij dat gij voortdurend
er op blijft staan.
Dat is omdat zij zeggen:
Er is geen weg om tot iets te dwingen
ten aanzien van de ongelovigen.
Maar zij zeggen leugenachtigs over God
terwijl zij toch beter [horen te] weten.’
(3:75)
Et cetera.
Al deze beschuldigingen zijn ontleend aan de vroeg-christelijke antisemitische literatuur (en daar kwam dan het afwijzen van de Profeet bovenop). Maar het grote verschil is dat de giftige preken der kerkvaders in de Koran veranderd zijn in het woord van God. Om Suurland te corrigeren: christelijk antisemitisme is inderdaad christelijke theologie. Het gaat ‘slechts’ om de interpretatie van een handjevol verzen waar moderne christenen geen aandacht meer aan willen besteden. (Elk jaar met Pasen zingen we massaal, zonder een centje pijn: ‘Lass ihm Kreuzigen!’ Zou het ooit komen tot een Joods protest tegen deze traditie?). In het geval van de islam ligt het probleem een stuk dieper. Het gaat het niet om theologie, maar om Gods Woord. Elke moslim die, om wat voor reden dan ook (van nobel tot haatdragend) de oproep doet om terug te keren naar de Profeet en de Koran, ontdekt in Gods openbaring het antisemitisme (van de vroege christelijke kerk). En zolang het Midden-Oosten economisch en politiek een rampgebied blijft, zal die oproep regelmatig blijven klinken.
Kerken zijn uiterst hardleerse instituten. In het Westen was de schok van de holocaust nodig voordat de christelijke kerken (katholiek én protestant) inzagen dat een een forse theologische draai noodzakelijk was. De kerken moesten afstand nemen van de uitspraken in Johannes, en de ongewenste teksten van de kerkvaders voortaan verzwijgen. Maar dat is een buitengewoon eenvoudige ingreep vergeleken bij wat er in de islam zou moeten gebeuren om daarbinnen het antisemitisme uit te bannen. Dat antisemitisme zit immers besloten in het hart van de islam. In de Koran. In Gods woord. Die uitspraken laten zich niet theologisch weg verklaren. Daarvoor is een compleet nieuwe, een veel afstandelijker relatie tot de Koran noodzakelijk. En daarvoor is de tijd in nog geen eeuwen aangebroken. De giftige plant die de kerkvaders plantten, is allesbehalve uitgeroeid. Ze zal de komende eeuwen nog heel wat vruchten dragen. En alleen God weet welke schok dan voldoende zal zijn om deze religie te corrigeren. Om met tegenzin Schopenhauer te citeren: het ergste moet nog komen.