Hole in the Wall (zaterdag 20:30 uur, SBS6) blijft me fascineren. Het aantal kijkers naar Hole in the Wall neemt iedere week af (van meer dan een miljoen bij de eerste aflevering tot nog geen achthonderdduizend afgelopen zaterdag) maar het blijft absurd dat mensen dit piepschuimen gedrocht kunnen aanzien. Het hoge kijkcijfer voor Hole in the Wall zegt iets over de staat van onze maatschappij.
Dit was natuurlijk al zo bij Big Brother, bij de Honeymoonquiz (denk aan een bruidegom in een reusachtige lepel boven een enorm bord tomatensoep) of gewoon bij Boggle (“Geen B! Geen B!”) maar de interesse voor Hole in the Wall is nog veel verontrustender.
Hole in the Wall is namelijk van oorsprong een Japans succes. De formule van Hole in the Wall is voor Japanse begrippen nog mild. Echt succesvol zijn daar de shows waarin naakte Japanners zich door een alligator in hun kloten laten bijten, vuurwerk op hun lichaam afsteken of iets eetbaars doen met slachtafval. Japanners gaan daarvan uit hun dak.
Dat een in Japan succesvolle show nu ook in Nederland lof kan oogsten betekent niets anders dan dat wij nu ook hara kiri mogen plegen. Ik stel voor dat we dat dan ook massaal doen. Of dat we op zijn minst iedereen die op Beau of Gerard in een strak glimmend pak lijkt met een rubberen kogelvis zes keer in het gelaat mogen slaan. Of overgieten met een familieblik koude tomatensoep.
Uiteindelijk krijgt iedere maatschappij de problemen die het verdient.
Deze column verscheen eerder in weekblad Revu.