Als je op internet in het geweer komt tegen de hooghartige aanvallen op de PVV (zoals onlangs weer die misplaatste oproep van PvdA-diva Mei Li Vos dat PVV’ers op 4 mei “thuis moeten blijven”), word je al snel uitgemaakt voor PVV-sympathisant of krijg je nóg grovere kwalificaties naar je hoofd geslingerd. In het lichtelijk overspannen universum van de digitale snelweg neem ik dat nog voor lief – vice versa schijnt het ook van dik hout te gaan. Maar het vervelende is dat die manier van denken en terechtwijzen zich niet beperkt tot het internet. Zo ongeveer iedereen die zichzelf “fatsoenlijk” noemt, of “beschaafd”, of werkt voor de overheid wil niets meer met je te maken hebben zodra jij – nog los van je eigen, persoonlijke stellingname – probeert de handel en wandel van de PVV in perspectief te plaatsen.
Het is juist dáárom gekmakend, omdat diezelfde mensen iedereen voortdurend inpeperen dat je “niet te snel moet oordelen”, “genuanceerd” moet denken en “niet vanuit je onderbuik moet reageren”. Wát een gotspe. Als je de PVV niet meteen en ondubbelzinnig veroordeelt (maar haar handelen en voorspoed probeert te verklaren vanuit het recente verleden), kom je frontaal in contact met hún onderbuik! En die onderbuik is harder, strakker, gemener en onverbiddelijker dan de boze en soms hysterische onderbuik die rechts parten schijnt te spelen. Het is de onderbuik van de georganiseerde uitsluiting en verkettering.
De tweede ziel
Nog één keer: in de PVV als “denkende” partij zie ik niet veel. Ik zal er zelf ook nooit op stemmen. De PVV is boven alles een effectieve anti-establishmentpartij, die steeds, en meestal uit pure dwarsigheid en politiek-strategisch gewin, positie zal kiezen tegenover de standpunten en politieke oplossingen van de mainstream. De niet te onderschatten strateeg achter de PVV, Martin Bosma, heeft deze succesrol van de PVV haarfijn begrepen. Hij snapt heel goed, beter dan wie ook in Den Haag, dat er in iedere kiezer twee zielen huizen. Degene die een goede toekomst wil voor zijn of haar kinderen en, als puntje bij paaltje komt, veilig en pragmatisch kiest voor een traditionele partij boordevol verstandige en slaapverwekkende standpunten, en degene die al dit verstandigs onderschrijft maar op het moment suprème, helemaal alleen in het stemhokje, de lokroep van het avontuur en het bewijs van de eigen existentie niet kan weerstaan en, voor één keer, de hoge heren in Den Haag een poepje wil laten ruiken (“ik ben er óók nog!”).
Die tweede ziel is een vluchtige ziel, die even snel opduikt als weer verdwijnt en voortdurend prikkeling behoeft. Vandaar dat een partij als de PVV – snapt Bosma – leden, vergaderingen, beginselverklaringen, basisprincipes en inspraakorganen kan missen als kiespijn. Zo’n partij moet onmiddellijk “boe!” kunnen zeggen als de rest “bah!” zegt, onmiddellijk “Bééé!” als de rest “Aááá!” papegaait en onmiddellijk “Lékker!” als de gevestigde partijen eendrachtig “Vies!” roepen. Want in de mediacratie wordt de kiezer niet bediend vanaf het moment dat het belletje in de Tweede Kamer heeft geklonken, maar permanent: met tv-, radio- en internethapjes. En daarin moet de PVV, zoals Bosma wonderwel doorgrondt, de “vrije rol” van uitdager kunnen spelen.
Duwtjes in de goede richting
Als men de PVV “puberaal gedrag” verwijt, kan ik daar dan ook mee akkoord gaan. Als men zegt dat er “weinig of geen oplossingen” van die partij te verwachten zijn, knik ik instemmend. En als men vraagtekens zet bij het democratisch gehalte van de PVV, kan ik me daar grotendeels in vinden. En toch: ik zou er niet aan moeten denken – wat de droom schijnt te zijn van zowat heel “fatsoenlijk” Nederland – dat de PVV van de ene op de andere dag uit het politieke landschap zou verdwijnen. Er zijn namelijk talloze effecten opgetreden die mede onder invloed van de populistische stijl van de PVV zijn veroorzaakt of versneld en waar ik zeer positief tegenover sta.
Dat er druk is ontstaan om strafmaten te verhogen, kritischer naar immigratie te kijken, naar kunstsubsidies (sowieso naar overheidsuitgaven); dat er weer meer aandacht is voor onze al of niet bestaande ‘nationale identiteit’ in een tijd dat alles globaliseert en economiseert; dat er eindelijk een besef van dwaling en mismanagement opduikt in het HBO; dat onze bijdrage aan de EU serieus onder de loep wordt genomen; dat er nieuwe discussie ontstaat over de rol van ons Koningshuis, respect voor ouderen tout court op de agenda wordt gezet en eindelijk een begin wordt gemaakt met de sloop van dat gedateerde en onbegrijpelijke omroepsysteem. Het zijn stuk voor stuk zaken, die ik met instemming begroet en waarvan ik door meen te hebben dat de PVV het duwtjes in de goede richting geeft. De toon die de PVV tegen moslims aanslaat en het woordgebruik waarmee men hun kledij typeert – zo ongeveer het enige punt waar je door je “beschaafde” vrienden op wordt aangesproken, de rest negeren ze gemakshalve – is, geef ik toe, bepaald niet de mijne. Maar dan luidt de logische tegenreactie nog altijd: waar is de partij die je als moderne burger voor de volle honderd procent kunt omarmen? Er zijn altijd goede en minder goede punten te noemen. Zo ook bij de PVV.
Herman Tjeenk Willink
Maar het beste argument om begrip en misschien zelfs waardering te hebben voor de vechtlust en het doorbijten van de PVV komt nota bene van een onverdacht PvdA-kopstuk: vice-president van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink. Hij constateert in een ongemeen kritisch stuk in Binnenlands Bestuur dat de overheid op gevaarlijke wijze geïnfiltreerd is geraakt door een leemlaag van managers, in zijn woorden “goed betaalde functionarissen (…) die dezelfde taal spreken en denken in dezelfde lijnen en sturingsmogelijkheden en die in hun bureaucratisch bedrijfsmatige logica de specifieke, democratische kenmerken van de rechtsstaat, haar regels, normen en waarden, eerder als handicaps zien dan als grondbeginselen voor wetgeving en bestuurlijk en rechterlijk handelen”. En om het nog een tikje erger te maken constateert deze eminence grise van de PvdA dat “de groei van deze tussenlaag niet wordt gecorrigeerd, noch binnen het bestuur zelf, noch door politieke controle op dat bestuur”. Vrij vertaald: de gevestigde politiek heeft een klasse van los gezongen managers in het zadel geholpen, die in de woorden van de Amsterdamse wethouder Asscher (hoera, alweer PvdA) “een hogeschool runnen alsof het een koekjesfabriek is” en, in mijn woorden, “een omroep bestieren als een Excelsheet met inwisselbare programmamakers.”
Als ik Herman Tjeenk Willink even volg – en waarom zou ik dat niet doen? – zijn zijn eigen partijgenoten, hoe spijtig ook, niet meer in staat deze leemlaag aan te pakken, want te vervlochten geraakt met de even lege als kille logica die zij uitwasemen. Als links dus weer eens rilt van inderdaad nogal onwelriekend klinkende slogans als “Nederland teruggeven aan de Nederlanders”, dan denk ikzelf niet in de eerste plaats aan blank tegen zwart of allochtoon versus autochtoon, maar aan de strijd tegen dit doorgeslagen managerisme waarvan we dagelijks de uitwassen in de kranten aanschouwen: verstikkend conformisme (universiteiten, hogescholen), belachelijke bonussen (bankwereld), risicovrij maar vet betaald rond hobbelen in de semipublieke sector (zorg, onderwijs). Eigenlijk lijken alleen de partijen op de vleugels, de SP en de PVV, ofwel zij die niet in de banencarrousel meedraaien, ten volle bereid ons van deze destructieve managersklasse te verlossen. De politici van de overige partijen hebben daar onvoldoende ausdauer voor: die willen straks stiekem, na hun politieke loopbaan, zelf maar al te graag in de riante salariëring van zo’n raad of bestuur of toezichtorgaan naar hun pensioen hobbelen.
Hoon voor Janmaat, hoon voor de PVV
Tot slot. Arnon Grunberg herinnerde ons er onlangs in de Volkskrant, terecht, aan dat de Nederlandse overheid feitelijk een monolithische, sociaal-democratische tanker is, die hoogstens af en toe een ietsiepietsie van koers verandert. De door velen zo vervloekte PVV doet eigenlijk niets meer of minder dan verzetswerk plegen binnen die reusachtige tanker en zorgen dat-ie niet de totaal andere kant op koerst dan het electoraat wenselijk acht. Kortom, de PVV corrigeert en houdt de tanker op koers. De PvdA zou de PVV’ers dankbaar mogen zijn voor het vuile werk; in een klimaat van verdachtmakingen en pure minachting en met een afbrandrisico van hier tot Tokio ‘lijmen’ ze als het ware het toenemende koersverschil tussen kiezer en regerende klasse. En uit alle peilingen blijkt ook dat ze dat goed doen: het vertrouwen in de politiek gaat sinds het aantreden van dit minderheidskabinet langzaam weer omhoog. Het electoraat staat dus niet te juichen, maar alleen al het feit dat de nieuwe regeerploeg geen drieste of megalomane plannen heeft die lijnrecht tegen de intuïties van de kiezers ingaan, ervaren ze reeds als een zegen. Met andere woorden: onderhoudswerk is de core business van de PVV. Ja, zo saai en onspectaculair is de werkelijkheid.
Helaas. Net als bij Hans Janmaat vijftien a twintig jaar geleden, is het in zogenaamde “beschaafde kringen”, met Joop.nl in de frontlinie, bon ton om de PVV in een sfeer van heilige verontwaardiging eindeloos te blijven achtervolgen met hoon, haat en overtrokken vergelijkingen. De waarheid van de PVV – succes door falen van de gevestigde partijen – is een waarheid die intussen door minstens driekwart van de Nederlandse bevolking wordt gezien, maar waar Joop, de VARA en de PvdA kennelijk speciale brillen voor hebben aangeschaft om ‘m niet te hoeven waarnemen. Hoe blind kun je blijven?
Hans van Willigenburg is schrijver, dichter, journalist en schrijfcoach en publiceerde onlangs zijn nieuwste boek ‘Dit is NL’.