Gevaar signaleer je via je zintuigen en je instinct: een brandlucht in huis, een onheilspellend geluid in de verte of dat unheimische gevoel als een groep jongens in een steegje op je af komt. Je hersenen geven de externe input razendsnel door aan de ‘Panic Button’ (Amygdala), waardoor je in staat bent om te vechten, vluchten of bevriezen met als belangrijkste doel overleven.
Vroeger werd de maatschappij bedreigd door hongersnood, vijandelijke legers natuurrampen en epidemieën. Concrete gevaren die je alleen het hoofd kan bieden met pragmatische interventies: nieuwe landbouwgrond zoeken, de stadsmuren verstevigen of pestlijders isoleren en pas dan misschien een kaarsje branden of bidden tot God.
Onze samenleving heeft al zo lang geen levensbedreigende situaties meer het hoofd moeten bieden dat onze gevaarsensoren een beetje in de war zijn geraakt en al geactiveerd worden bij een volgeboekt hotel, uitverkochte schoenen of te laat komen bij een belangrijke vergadering. Ook de paniekgevoelens als je je telefoon bent vergeten of een paniekaanval in de supermarkt krijgen als het druk is, zijn voorbeelden van het brein in de gevaar-modus. Ooit noodzakelijk om aan tijger of tyfoon te ontsnappen, nu vaak getriggerd door misinterpretatie van bepaalde cues.
Aangezien ons brein nou eenmaal van oudsher is geprogrammeerd op het continue detecteren van gevaar, zijn we tegenwoordig dan maar angstig geworden voor non-gevaar. Code rood of oranje moet voorkomen dat we massaal ten onder gaan aan het Nederlandse natuurgeweld in de vorm van een ‘te felle lentezon’ (de huid goed bedekken en insmeren), ‘een warme zomerdag’ (veel drinken en verkoeling zoeken) of een naderende ‘killerstorm’ (ga liever niet de weg op en op tijd naar huis).
Een andere variant van deze evolutionaire reflex is de angst voor gevaar dat zó abstract is, dat we deze dreiging vaak niet eens kunnen overzien of begrijpen, met als ‘prettige’ bijwerking een extra notie van gevaar door het ‘ongrijpbare en oncontroleerbare’. Vooral dit soort abstract gevaar is een sterke stimulans voor onze soort om samen te scholen als een stuiptrekkende roedel in de hoop dat ‘de vijand’ afdruipt.
Demonstraties voor vrouwen, wetenschap of klimaat zijn natuurlijk zinloos en naïef, maar dit groepsgedrag zit nou eenmaal in ons DNA als we menen dat er gevaar dreigt. Ik vraag me af of we überhaupt in staat zijn om dat echte gevoel van dreiging te ervaren bij abstracte problemen zoals fascisme, seksisme en racisme: je ruikt, hoort, voelt en ziet het namelijk niet, tenzij je er zelf daadwerkelijk mee wordt geconfronteerd omdat iemand je bijvoorbeeld aanvalt of uitsluit.
Door onze relatief veilige maatschappij is de noodzaak om op zintuigen en instinct te vertrouwen veel minder van belang dan vroeger, waardoor we deze primitieve vorm van zelfbescherming enigszins zijn kwijtgeraakt. Als psychiater leer je gelukkig nog wel dat je altijd moet luisteren naar het ‘kippenvel-gevoel’ dat sommige onvoorspelbare patiënten kunnen oproepen, zodat je tijdig de bewaking kan inschakelen om gevaar af te wenden. Non-gevaar of te abstract gevaar is niet zonder risico’s, omdat het ons vatbaar maakt voor manipulatie: het gaat niet meer primair om je eigen gevoel, maar om wat anderen ons aanpraten of moreel kunnen opleggen.
We vieren binnenkort 5 mei omdat we ooit werden bevrijd van het gevaar. In een reclamespotje van Nationaal Comité 4 en 5 mei vertelt gemeenteraadslid Juliette Rot van de gemeente Zaanstad op aangrijpende wijze hoe het is om je vrijheid kwijt te raken doordat je bedreigd wordt. Haar daadwerkelijke bedreiger, de beruchte Tuigvlogger Ismail Ilgun die voor concreet gevaar zorgde in de wijk Poelenburg, wordt tegelijkertijd beloond met een fraaie aanstelling bij een landelijk dagblad en als held op het schild gehesen.
Als we inmiddels niet meer weten wie we wel en wie we niet moeten laten onderduiken, dan vraag ik me af of ik moet vechten, vluchten of zachtjes huilen.