Crimineel gedrag voorspellen met een hersenscan is onzin

30-09-2015 13:55

De jeugd-tbs’er die vorige week tijdens zijn proefverlof iemand vermoordde laat weer eens zien hoe moeilijk het is om gedrag goed te kunnen voorspellen, alle wetenschappelijke onderzoeken ten spijt. Dagelijks worden we door de media overspoeld met resultaten van wetenschappelijk onderzoek. We nemen het graag serieus, want als iets in de krant staat, zeker in combinatie met het woordje wetenschappelijk dan móet het goed zijn; bijna een nieuw soort geloof. Wetenschappelijke instituten staan tegenwoordig sterk onder druk om zoveel mogelijk onderzoeksresultaten te publiceren. We noemen dat perverse prikkels, omdat niet de kwaliteit, maar de hoeveelheid publicaties sturend zijn voor de output.

Gekrompen tongen van Amerikaanse hommels

Ook het werven van geld voor wetenschappelijk onderzoek is steeds meer big business geworden. En bij big business hoort het op voorhand overdrijven van de te verwachten kwaliteit van het product en het naderhand oppoetsen van die kwaliteit. Eén en ander leidt regelmatig tot onderzoeksresultaten die op de lachspieren werken zoals het feit dat ‘de tongen van Amerikaanse hommels zijn gekrompen door de klimaatverandering’, ‘één op de tien vrouwen een orgasme krijgt in de sportschool’ en dat ‘de ziekte van Alzheimer besmettelijk zou zijn’. Vermakelijke onzin en relatief onschuldig, behalve dat het een treurige gedachte is dat er waarschijnlijk subsidie aan verspild is.

Verbanden te snel en te simplistisch gelegd

Neurowetenschap is een wetenschappelijke tak van sport die in de afgelopen twintig jaar een spectaculaire vooruitgang heeft geboekt, onder andere door nieuwe beeldvormende technieken zoals MRI-scans. Met zulke scans kan je levende hersenen bestuderen en we beginnen eindelijk een klein beetje te begrijpen van dit complexe dynamische systeem. Allemaal leuk en aardig, maar het is ook riskant als uitkomsten van dubieus onderzoek sturend gaan worden in maatschappelijke besluitvorming. Denk hierbij aan neuropsychologisch onderzoek, waarmee gedrag van mensen wordt geanalyseerd en wordt gebruikt om toekomstige gedragingen te voorspellen. Recent werd gesuggereerd dat zeker de helft van de psychologische onderzoeken de vuilnisbak in kan.

Dat komt niet zozeer door fraude, maar doordat het lastig is om een onderzoek goed te repliceren en omdat het brein nou eenmaal een verdraaid lastig onderzoeksobject is door zijn enorme complexiteit. Vaak worden verbanden te snel en te simplistisch gelegd.

Crimineel gedrag voorspellen met een hersenscan

Bijvoorbeeld, uit MRI onderzoek blijkt dat mensen met meer grijze stof (dus meer hersencellen) minder kans hebben op het krijgen van de ziekte van Alzheimer. Onderzoekers vonden dat fysieke actievere oude mensen meer grijze stof hadden. Conclusie: fysieke activiteit verkleint de kans op Alzheimer. Deze suggestie is onjuist omdat het feit dat fysieke activiteit samenhangt met meer grijze stof niks zegt over de kans op Alzheimer. Of het verschil tussen het mannen- en vrouwenbrein: altijd goed voor controverse en aandacht in de media. Uit MRI scans bleek dat mannen meer verbindingen binnen dezelfde hersenhelft hebben en vrouwen juist meer verbindingen hebben tússen beide hersenhelften. Deze uitkomst wordt met veel bombarie gepubliceerd en overgenomen door de media, omdat het eindelijk de verschillen tussen mannen en vrouwen zou verklaren. In het grotere geheel is dit resultaat echter verwaarloosbaar klein als je het afzet tegen al die andere verschillen die ook een rol spelen, maar dat wordt door de onderzoekers maar ook de wetenschapsjournalisten gemakshalve achterwege gelaten. . Tenslotte pretendeerde Nu.nl zonder blikken of blozen dat crimineel gedrag te voorspellen is met een hersenscan. Nadere bestudering van het oorspronkelijke Amerikaanse artikel laat zien dat deze conclusie pertinente onzin is en dat er veel meer onderzoek nodig is om hier iets verstandigs over te zeggen.

Perverse prikkels en gebrek aan kritische zin

Vorige week hield Robbert-Jan Verkes zijn inaugurele rede als hoogleraar forensische psychiatrie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ook hij lijkt zich ‘schuldig’ te maken aan misinterpretatie van (forensisch) onderzoek. In een interview in de Volkskrant stelt hij ‘na een celstraf gaat gemiddeld 49 procent van de ex-gedetineerden opnieuw in de fout. Van de tbs’ers is dat 21 procent, minder dan de helft dus’. Deze groepen zijn a priori al niet hetzelfde. Hebben ze dezelfde misdaden begaan? Zitten er in beide groepen evenveel psychopaten? Daar kom je met dit onderzoek nooit achter en daarom is deze uitspraak feitelijk misleidend. Ook sprak Verkes de hoop uit dat hersenscans in de toekomst kunnen helpen om verdachten te beoordelen op toerekeningsvatbaarheid en om herhaling van misdrijven te voorkomen. Uiteraard een nobel streven, maar die toekomst zou wel eens heel ver weg kunnen liggen als de wetenschap wordt gestuurd door perverse prikkels en gebrek aan kritische zin.

 

Mede-auteur: Peter Moleman, hersenvorser en emeritus hoogleraar biologische aspecten van de psychopathologie.