Criminelen die met elkaar willen bellen kunnen onder een tap uitkomen. Dat kan door gebruik te maken van spoofing ofwel het manipuleren van een telefoonnummer. De truc die wordt toegepast is dat als afzender van het gesprek een advocaat wordt genomen dat op een uitzonderingslijst staat. Een burger moet immers altijd met zijn advocaat moet kunnen praten zonder dat het gesprek wordt getapt. Dat hoort bij een eerlijke rechtsgang. Dus schakelt een tap uit en wordt wat eventueel is opgenomen automatisch gewist als een gespreksdeelnemer het telefoonnummer van een advocaat toont. Dat werkt simpel: Crimineel 1 koopt een prepaid mobieltje dat niet wordt getapt en belt via Spoofcard.com naar cimineel 2 met het nummer van een advocaat.
Spoofen is niet nieuw en dinsdag stelde minister Opstelten in de kamer dat politie bij opsporing altijd heel bewust is van spoofing. De aanleiding was toen het onderzoek dat duidelijk maakte dat registratie van gesprekken in de war te schoppen is. Daardoor is het mogelijk om mensen onschuldig in een onderzoek te laten opduiken.
Natuurlijk kun je twijfelen aan het waarheidsgehalte dat de recherche bedacht is op de problematiek. Een SMS-bericht met een concrete dreiging aan het adres van een bewindvoerder met een gemanipuleerd nummer zal logischerwijs snel leiden tot een aanhouding om later eens te gaan uitzoeken wat er precies aan de hand is. Maar relevanter vind ik de vraag dat als men zo op de hoogte is, waarom dan niet is nagedacht over een andere oplossing om een tap automatisch uit te schakelen. Die mogelijkheden liggen er wel.
De fouten die nu worden blootgelegd zijn in mijn ogen het gevolg van techno-optimisme. Dat is dat sommige mensen bij technologie alleen maar naar de voordelen wensen te kijken en hun ogen sluiten voor eventuele problemen. Ook in de opsporing wordt iedere keer gegrepen naar technologie op een manier dat het wel een keer gierend moet misgaan.
Ondertussen willen de techno-optimisten het debat niet voeren, omdat er immers geen problemen zijn. Dat uit zich het sterkst in opsporing, waar vaak het antwoord op vragen ‘we gaan criminelen niet wijzer maken’ is. Zo sla je ieder debat dood. En wie ‘te scherp kritisch richting de overheid‘ is, pak je aan in plaats van het onderliggende probleem.
Die houding zagen we ook rond de discussie over de afluisterwoede in Nederland. Het aantal taps en de aanpak zou criminelen helpen dus was er continu verzet om die informatie maar niet vrij te geven. Het debat is dus ingewikkeld te voeren. Alleen als het misgaat valt er een beetje te praten, zoals we zagen bij het ICT-systeem dat de Russische asielzoeker Dolmatov verkeerd labelde. Alleen is het dan echt te laat.
We moeten het doen met het dogma dat de door de overheid gekozen technologie in opsporing altijd de wereld beter maakt. Binnenkort gaan we ‘discussiëren’ over de Wet computercriminaliteit waar een aantal veranderingen zeer twijfelachtig zijn. Denk daarbij aan de hack bevoegdheid van de politie en de verplichting tot het ontcijferen van informatie.
Gelet op de dagelijkse praktijk van de toepassing van ICT twijfel ik aan het succes van veel maatregelen en vooral het prijskaartje. Dat laatste zowel in daadwerkelijke kosten, opbrengst en vervolging van onschuldigen. De zorgvuldigheid valt vaak tegen. Dus ook daar weten we dan te weinig van de effectiviteit. Ondertussen tappen we vrolijk door, maar de slimme crimineel heeft talloze trucs om zich te onttrekken aan een tap.