De wet voor een bindend (correctief) referendum begint een politiek drama te worden, waarbij partijen zelfs zo ver gaan dat zij de Grondwet niet respecteren. Voor de verkiezingen van 15 maart vroeg minister Plasterk aan de initiatiefnemers GroenLinks, PvdA en D66 wanneer zij hun eigen wet voor een correctief referendum willen voortzetten. De minister zei vóór 1 mei een antwoord te willen. Op 11 april heb ik deze partijen zelf om opheldering gevraagd, ook omdat ik in de verkiezingsprogramma’s van GroenLinks en PvdA had gelezen dat die ondertussen tegen een correctief referendum zijn. Maar deze partijen hebben wel een wet ingediend voor zo’n bindend referendum, die door de Tweede Kamer ook in meerderheid is aangenomen. GroenLinks en PvdA lijken deze aangenomen wet liever in een diepe lade te willen stoppen. Dat idee werd nog versterkt toen ik op 20 april – vlak voordat de Kamer met reces ging – opnieuw om opheldering vroeg, maar de Tweede Kamerleden Voortman (GroenLinks), Van Dijk (PvdA) en Jetten (D66) nog steeds niet wilden zeggen wanneer zij die wet willen voortzetten. Zij handelen daarmee in strijd met de Grondwet.
De Tweede Kamer heeft eerder een wet aangenomen van GroenLinks, PvdA en D66 voor een raadgevend referendum. Deze wet was bedoeld als een tijdelijke voorzieningen, totdat een echt bindend (correctief) referendum mogelijk was. Daarvoor hebben deze partijen destijds ook een wet ingediend, die eveneens door de Tweede Kamer is aangenomen. Om een correctief referendum mogelijk te maken moet echter ook de Grondwet worden veranderd. Daartoe moet een wet direct na de verkiezingen voor een tweede keer in de Tweede Kamer worden besproken en dan de steun krijgen van twee derde meerderheid. Dat indienen van die wet moet wel ‘onverwijld’ gebeuren, dat is ‘op of zo spoedig mogelijk na de dag van eerste samenkomst van de nieuwe Tweede Kamer’, zo blijkt uit een nota van de regering uit 2009. De wet voor een correctief referendum had dus al op 23 maart – de dag dat de nieuwe Kamer werd geïnstalleerd – moeten worden ingediend. Maar dat hebben GroenLinks, PvdA en D66 dus niet gedaan. Deze partijen, die altijd mooie woorden spreken over onze grondrechten, trekken zich zelf van onze Grondwet maar weinig aan.
Dat een wijziging van de Grondwet altijd direct na de verkiezingen moet worden ingediend heeft een goede reden. Voorkomen moet worden dat politieke spelletjes worden gespeeld. Bijvoorbeeld als de indieners het vermoeden hebben dat een wet in de nieuwe Tweede Kamer niet kan rekenen op twee derde meerderheid. Dan zouden zij die wet kunnen laten liggen tot volgende verkiezingen – of de verkiezingen daarna – net zolang tot er wel voldoende steun is. Met dit correctief referendum is dat niet het geval. Hier lijken de indieners het juist helemaal niet erg te vinden als de referendumwet wordt afgestemd – GroenLinks en PvdA willen nu zelfs tegen hun eigen wet stemmen. Maar als dat zo is, moeten zij dat maar in de Tweede Kamer komen uitleggen. Het argument van GroenLinks dat deze wet onderwerp is van coalitie-onderhandelingen is onzin. Deze wet is helemaal niet van het kabinet, maar een initiatief van Kamerleden zelf – en de wet is al lang aangenomen. De grondwet-procedure zegt ook niet voor niets dat een wet ‘onverwijld’ moet worden ingediend, dat is juist bedoeld om politieke koehandel zoals die nu wordt bedreven te voorkomen.
Donderdag 23 maart, de dag dat de wet voor een bindend referendum opnieuw bij de Kamer moest worden ingediend, is al lang verstreken. 1 mei, de dag dat de minister van Binnenlandse Zaken opheldering wilde hebben, is maandag. GroenLinks, PvdA en D66 blijven weigeren om hun eigen wet opnieuw in te dienen. Dan is het de vraag wie dat wel gaat doen. Plasterk is wat mij betreft de eerst kandidaat, maar die lijkt daar niet zoveel zin in te hebben. Daarom heb ik de minister gevraagd om uiterlijk morgen 1 mei uitsluitsel te geven. Volgende week moet deze wet worden ingediend. Als de minister hiertoe niet bereid is, dan ga ik deze mooie wet zelf verdedigen.