Het Binnenhof staat zo’n beetje op instorten en zal grondig gerenoveerd moeten worden. Volgens een commissie onder leiding van oud-minister Liesbeth Spies gaan de werkzaamheden zeker 5,5 jaar duren en zullen ze minstens een half miljard euro kosten. Geen klein bedrag, maar een goed functionerende democratie is nu eenmaal niet gratis. Of het bij een half miljard blijft, is overigens afwachten. In de praktijk vallen dergelijke klussen altijd veel duurder uit dan begroot.
Van diverse kanten is gesuggereerd om bij de verbouwingswerkzaamheden niet alleen te kijken naar achterstallig onderhoud, maar ook naar innovaties die het functioneren van ons parlement kunnen verbeteren. Een veel geopperd idee is om na de renovatie de Oude Zaal weer als vergaderplaats in gebruik te nemen. Sinds 1992 beraadslaagt de Tweede Kamer in de huidige zaal, maar vrijwel niemand is enthousiast over deze ruimte. Ze is te groot, te kaal en te kil, luidt de kritiek. Debatten krijgen daardoor haast vanzelf een technocratisch en dus oersaai karakter. Bovendien oogt het meubilair volgens historicus Maarten van Rossem of het bij Ikea gekocht is.
Nee, dan de Oude Zaal met haar groene bankjes en stemmige fluwelen gordijnen, waar politieke coryfeeën als Drees, Wiegel, Den Uyl en Van Agt triomfen vierden. De Oude Zaal straalde niet alleen grandeur uit, ze nodigde ook uit tot felle confrontaties. Oppositie en coalitie zaten er op elkaars lip, zodat ze tijdens de debatten hun tegenstanders recht in de ogen konden kijken en hun angstzweet konden opsnuiven. Er hing ‘de geur van wilde beesten’, zoals de vroegere D66-leider Hans van Mierlo het uitdrukte.
Maar was dat allemaal wel zo? Of zijn al die opwindende verhalen over de Oude Zaal vooral mythevorming?
Tot 1956 telde Nederland 100 Tweede Kamerleden. In dat jaar werd dat aantal verhoogd tot 150. De politiek was, mede door de opkomst van ‘Europa’, zo ingewikkeld geworden dat 100 parlementariërs het werk niet meer aankonden, was de gedachte.
Een probleem vormde echter de te geringe omvang van de Oude Zaal. 100 personen hadden er nog net in gepast, maar voor 150 was ze eigenlijk te klein. Decennialang waren Kamerleden gedwongen zich met zijn drieën in een tweepersoonsbankje te wurmen. De wildebeestengeur die Van Mierlo meende te ruiken was waarschijnlijk dan ook niets anders dan de wat muffe lucht die je krijgt als te veel mensen gedwongen zijn langdurig in een te kleine ruimte te verblijven.
Zelf heb ik begin jaren negentig nog een aantal debatten in de Oude Zaal mogen bijwonen en ik kan me niet herinneren dat ik die minder slaapverwekkend vond dan de latere in de nieuwe zaal. Ook destijds klaagde iedereen al volop dat het allemaal zo lang duurde en zo vervelend was. Nederlandse politiek gaat hoofdzakelijk over punten en komma’s – en over cijfers ver achter de komma – en dat is per definitie saai. Bovendien zijn Nederlandse politici zelden bevlogen sprekers.
Al zijn er natuurlijk in iedere generatie uitzonderingen, ook in de huidige. Over dertig jaar zal waarschijnlijk met heimwee gesproken worden over de bloedspannende aanvaringen tussen legendarische debaters als Alexander Pechtold en Geert Wilders. En over het angstzweet dat duidelijk te ruiken was als die twee elkaar voor rotte vis uitscholden.