Vandaag speelt Roger Federer op Wimbledon tegen zijn jongere powerversie Novak Djokovic. Ik houd mijn hart vast. Vroeger was het heerlijk kijken als je Roger over de baan zag dansen – hij zou immers toch wel winnen, de vraag was telkens welke slagen hij nu weer voor de mooiste momenten had bewaard. Tegenwoordig ligt het kijken toch wat moeilijker. Het zou wat simpel zijn om te zeggen dat de sleet erop zit, maar zodra Federer tegen de huidige nummer een of twee van de wereldranglijst moet spelen, hoop ik er dat er weer een dosis hemels geluk op zijn Tarantino-gelaat neerdaalt.
Wat is dat toch, dat Federer zijn brille niet meer zo vaak vertoont als hij tegen Djokovic of Nadal speelt? Los van het feit dat deze twee spelers in de bloei van hun leven zijn, zou je vanuit psychologisch perspectief namelijk ook kunnen zeggen dat de ervaring van Federer hem zou kunnen helpen om wedstrijden beter voor te bereiden en preciezere inschattingen zou kunnen maken van het verloop ervan.
Federer-onwaardig
Niets is echter minder waar. Zodra Federer tegenwoordig de baan opkomt voor wéér een halve finale in een grandslamtoernooi tegen de Hardhitters 2.0, beginnen er volgens mij hele andere processen door zijn hoofd te lopen. Hij was er zo dichtbij. In totaal stond hij 285 weken op nummer 1 van de ranglijst die ook wel bekend staat als ‘wie is de beste tennisser van de wereld’. Eerst was er die vervelende tennisser uit Spanje, die hem maar bleef bestoken met irritante topspin slagen. Dat moet voor Federer hebben gevoeld als een nederlaag van het tennis. Iemand die hem keer op keer op zijn zwakke plek bestookt met telkens dezelfde handeling. Daarvan verliezen is niet alleen Federer-onwaardig, maar is ook de schoonheid van het tennisspel niet waard.
Na een aantal jaren in de clinch te hebben gelegen met een neurotisch jochie dat nota bene mouwloze shirts gebruikte om een imago op te bouwen, kwam daar nog een egocentrisch blufkonijn uit Servië bij. Wie waren zij eigenlijk, om de enige vertolker van het Echte Tennis op zo’n boerse wijze uit te dagen? Of nog erger: hoe kon het toch zo zijn dat de heerschappij van de volgens velen grootste tennisspeler aller tijden niet werd uitgedrukt in het enige en absolute bewijs van zijn macht: de langste periode ooit op nummer 1. Deze noemenswaardige eer valt tot op de dag van vandaag ten deel aan een Amerikaanse zoon van Griekse migranten, beter bekend als Pete Sampras. In totaal stond hij welgeteld één week langer op de eerste plaats: 286 weken.
Reis in het hoofd
Ik stel me de reis voor die Roger Federer in zijn hoofd heeft gemaakt sinds 6 juni 2010, de laatste dag dat hij zich nummer 1 van de wereld mocht noemen. Direct erna brandt het vuur volop. Hij zal zich zo snel mogelijk revancheren tegen deze de krachtpatser van Mallorca. Eind 2010 wint hij nog van Nadal in de finale van de ATP World Tour Finals. Een indoor toernooi op hardcourt. Federer komt er niet mee op nummer 1, maar hij kan het toch nog. Denkt-ie. Want in het daarop volgende jaar verliest hij drie keer op rij van Nadal. Twee keer op gravel – oké, nederlagen die te voorzien zijn. Maar Federer verliest ook op hardcourt, in de halve finale van Miami. Dat hij aan het eind van 2011 weer van Nadal wint in de groepsfase van de ATP World Tour Finals is een schrale troost. Kennelijk kan Federer alleen nog op hardcourt van Nadal winnen als het een indoor wedstrijd betreft.
Ondertussen heeft Djokovic zich definitief tussen Nadal en Federer geschaard. In 2011 wint hij 41 wedstrijden op rij (waaronder driemaal van Federer), totdat Federer hem in de halve finale van Roland Garros de voet dwars zet. In een absolute thriller laat Federer nog één keer zien waar hij toe in staat is. Dat hij vervolgens in de finale weer eens verliest van zijn Spaanse tegenpool, is inmiddels al geen verrassing meer. Dat Federer na zijn zege op Djokovic weer in drie grote halve finales van het Beest uit de Balkan verliest, echter óók niet. De Fed Express lijkt definitief voorbij te zijn geraast door de Djoker en de Raging Bull from Spain.
Hoe heeft het ooit zover kunnen komen? In het hoofd van Federer moet het ergens zijn gaan sluimeren. Weer een halve finale, weer verlies. Weer Nadal, weer Djokovic. Hij krijgt het niet uit zijn hoofd. Telkens weer kan hij niet meer laten zien waar hij tot nog maar twee jaar geleden zo om geroemd werd. Wat is het toch dat hij zichzelf niet meer lijkt als hij tegen deze twee jochies staat te ballen? Hij begrijpt er niets meer van. In de eerste set gaat het meestal nog wel, maar daarna sluipt de angst toe. Roger herkent zichzelf niet meer. Zijn hoofd en lichaam voelen gewoon nooit meer één als hij het court betreedt. Hoe zal hij zijn ultieme droom ooit nog waar kunnen maken?
Nog één obstakel
We schrijven Wimbledon 2012. De sterren zijn Federer nu eens gunstig gezind. In de tweede ronde schakelt een door God gezonden Tsjech zijn grootste rivaal uit. Er blijft nog één obstakel over dat hij uit de weg zal moeten ruimen. Hij zal dit echter geheel zelf moeten doen. Bidden tot de Heere is geen optie. Roger zit alleen in zijn kleedkamer. Hij doet zijn ogen dicht. Ziet zichzelf het Heilige Gras betreden. Er is alleen maar gras. Hij raakt het aan, laat het door zijn vingers gaan. De geur, onmiskenbaar. Een roes van geluiden op de achtergrond. Lepeltjes met ongeklopte slagroom. Ballen op de achterlijn. Tennisbal op snaren. Dansende voeten. Zijn arm is zijn racket. Federer speelt niet meer. Hij is het spel.
Matthijs Kruk is sportpsycholoog bij Sportgeest in Amsterdam en publiceerde eerder wetenschappelijke artikelen en columns in diverse sportmedia. In een recent wetenschappelijk artikel legt Kruk de psychologische onderbouwing uit van het fenomeen dat in de sport bekend staat als ‘De Angstgegner’. Dat artikel is te downloaden via Sportgeest.nl (.pdf)