Als kind van de rand van de jaren ’50 en dus opgegroeid zijnde in de jaren ’60 en vooral ’70 heb ik nooit iets anders te horen gekregen dan dat we allemaal kinderen van één Vader zijn, dat niemand meer of minder is dan een ander. De Tweede Wereldoorlog, 14 jaar voor mijn geboorte tot een einde gekomen, was eerst en vooral een ideologische oorlog waar het erom ging of de mensheid in meerderwaardige en minderwaardige rassen kon worden ingedeeld. ‘Dat nooit meer’ en de tragedie van de Holocaust die mij met de paplepel werd ingegoten hebben ervoor gezorgd dat het mijn natuurlijke dispositie is om iedereen gelijk te zien en gelijk te beschouwen. Ik wist niet beter dan dat.
Toen ik in 1977 Arabisch ging studeren en ik op studentenintroductie ging, werd mij keer op keer in alle worksjops en presentaties en groepssessies die ik volgde te verstaan gegeven dat iedereen waardevol was, dat iedereen bijzonder en speciaal was en, ook dat, dat je het met iedereen moest kunnen doen of eigenlijk (we hebben het over de periode voor het AIDS-tijdperk) met iedereen zou moeten doen.
Wat ik wil zeggen is dat racisme en discriminatie mij vreemd zijn. Het zit niet in mijn systeem. Klaar.
Maar in de jaren ’80 en ’90 kwamen daar mensen als Philomena Essed die de geschiedenis van het –blanke- Westen bestudeerden, met het accent op de schandelijke periode van de slavernij en de weerslag hiervan op de moderne –blanke- Westerse samenlevingen. Onderzoek en meningsvorming die cruciaal waren en zijn. Zonder meer. De mythe dat het westen de hoogstaande drager is van elementaire menselijke waarden kan niet vaak genoeg worden doorgeprikt.
Anousha Nzume en VN onderzoekster Verene Shepherd zijn de huidige fakkeldraagsters van dit gedachtegoed. Maar ze maken een elementaire denkfout. Ze stellen dat racisme en discriminatie van nature uitsluitend verankerd liggen in de geest van de blanke mens en dat die neigingen tot op de dag van vandaag een rol spelen in hun omgang met gekleurde mensen. Door racisme gelijk te stellen aan de aard van de blanke mens maken zij zich schuldig aan het zelfde vergrijp als ze hun tegenstanders verwijten. Ze achten zich blijkbaar superieur en beter dan de blanke mensen want de gekleurde mensen zouden geen last hebben van dit virus. Zoals de blanke mens indertijd doordrenkt was met een superioriteitsgevoel ten opzichte van gekleurde mensen, het zat hen in de genen, zo zit een vergelijkbaar superioriteitsgevoel in de genen van gekleurde mensen ten opzichte van blanken. Volgens VN-onderzoekster Shepherd is het ergste dat er in dit land geen enkel besef zou zijn van onze racistische en discriminerende karaktereigenschappen.
Ik blijk dus racistisch en discrimerend te zijn maar ik weet het nog niet.
Een dergelijke analytische visie op maatschappelijk verschijnselen als racisme en discriminatie is schadelijk voor diezelfde samenleving. Het is er, maar we zijn het ons niet bewust.
Allerwegen werd in de pers gesteld dat de recente rechterlijke uitspraak dat Zwarte Piet wel degelijk kwetsend kan zijn voor de gevoelens van gekleurde mensen en dat we het maatschappelijk debat daarover moeten aangaan, een pyrrusoverwinning voor de anti- Zwarte Pietlobby is. Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Er zijn oneindig veel zwaarwegender maatschappelijke kwesties van racisme en discriminatie die aandacht en debat vragen. Wat te denken van de slavernij in de seksindustrie? Van de Oost-Europese arbeiders die worden uitgebuit in de kassen en op de aspergevelden? Ik heb de machtige anti-Zwarte Pietlobby daar niet over gehoord, zelfs niet in de slipstream van de rechterlijke uitspraak: ‘We hebben Zwarte Piet binnen, nu gaan we ons richten op die arme Oekraïense vrouwen die om de hoek seksueel worden uitgebuit.’ Nee, zo stelt Anousha Nzume op haar Facebookpagina: ‘Lieve mensen ik neem even een social media break. Er is veel gebeurd, veel gezegd en gedaan…. Ik ben zo trots op wat er bereikt is. Samen!’ Anousha gaat op haar overwinningslauweren rusten en maakt zich op voor de strijd in het najaar of alle ‘Zwarte’ Pieten wel zullen voldoen aan de nieuwe eisen des tijds.
De anti-Zwarte Pietlobby is een Grachtengordelelite nieuwe stijl. Ze is erin geslaagd het volk van zich te vervreemden door hen een genadeloze klap onder de gordel te geven. Ze vergreep zich aan een onschuldig kinderfeest en als er kinderen in het geding zijn, is de rationaliteit ver te zoeken. Dom dom dom. Maar het kan ze niets schelen en op hun eigen feestjes en partijtjes toasten ze op dit succes. Nieuwe plannen maken ze niet, want met de grote dossiers van moderne slavernij en uitbuiting worden ze in hun eigen omgeving niet geconfronteerd noch hun bloedjes van kinderen die straks dankbaar naar hun papa’s en mama’s kunnen opkijken die er toch maar in geslaagd zijn Zwarte Piet uit het land te hebben gebonjourd.
Primo Levi gaf indertijd aan dat het virus van de vreemdelingenhaat in ons allen zit, en dus ook in mij, in Philomena Essed en in Anousha Nzume. De kunst is echter, aldus Levi, te voorkomen dat er maatschappelijke omstandigheden ontstaan waarin dat virus actief wordt. Dat is een taak voor elke burger van dit land. Misschien was de intentie (vooruit een positief woord) van de anti-Zwarte Pietlobby een goede, maar ze heeft de plank volkomen misgeslagen en met haar actie alleen maar meer ruimte gegeven aan voornoemd virus.