Afgelopen weekend was het heel even weer 2003. De Volkskrant bracht dat er scholen zijn die meisjes met korte broekjes naar huis sturen. Ze zouden te uitdagend zijn en docenten zouden zich er ongemakkelijk bij kunnen voelen. Een verbod op korte broekjes wordt gerechtvaardigd door een beroep op fatsoen. “Je gaat hier niet naar het zwembad” zegt een schoolleider. De korte broekjes zelf worden in de commentaren steeds seksueel gemaakt. Jongeren zouden grenzen opzoeken en de kortheid van een spijkerbroekje wordt dan gezien als een seksuele grens.
Het was weer even 2003, omdat tien jaar geleden ook meisjes van school gestuurd werden wegens kleding die in ogen van volwassenen (te) sexy is. Toen ging het om korte shirtjes, nu gaat het om korte broekjes. Die ophef vormde een van de aanleidingen voor mijn proefschrift.
Uit een analyse van opinie- en achtergrondstukken over buiktruitjes bleek dat deze kledingstukken werden aangegrepen om een bredere maatschappelijke discussie te voeren over fatsoen en keuzevrijheid. De stemmen van meisjes zelf ontbraken geheel in dat debat. Hun bijdrage was ook niet gewenst en werd op voorhand al weggezet: ze zouden namelijk onder invloed staan van commercialisering en seksualisering en dus geen rationele bijdrage kunnen leveren.
Toen ik met meisjes ging praten over buiktruitjes kwam er een heel ander beeld naar voren. Er was veel diversiteit in wat ze precies acceptabel vinden, en daarbij speelden klasse en religie een belangrijke rol. Sommige meisjes zouden nooit hun buik in de klas laten zien omdat hun God dat liever niet had. Deze meisjes vonden het overigens prima wanneer andere meisjes dat wel wilden doen. Er waren ook meisjes die zichtbare strings verschrikkelijk ordinair vonden en die anderen daarop aanspraken.
De smaak voor blote kleding hing sterk samen met het weer en met de mode. De meisjes bestreden daarbij de gelijkstelling van bloot met naakt. Niet al hun bloot was sexy bedoeld – en wat zij onder sexy verstonden leek in weinig op wat volwassenen daar van maakten. De connotaties die volwassenen hadden bij buiktruitjes en zichtbare strings vonden de meisjes bespottelijk. Sexuality is in the eye of the beholder.
‘Fatsoen’ is geen neutrale term. De school in de Volkskrant haast zich te zeggen dat ze niet de “Biblebelt” zijn – blijkbaar is dat dus ook niet goed. Maar in de bible belt is in ieder geval duidelijk waarop fatsoen is gebaseerd. Wanneer zulke eenduidigheid ontbreekt is het voor meisjes een langzame en onmogelijke ontdekkingstocht om te achterhalen wat te veel en wat te weinig been is.
Vergelijkbaar met bovenstaande schoolleider zei de Franse staatssecretaris van Onderwijs in 2003 dat de school geen nachtclub is. Ja, dat hoef je scholieren niet te vertellen. De vraag is natuurlijk: wat is de school wel? School zou voor meisjes (en jongens) een veilige plek moeten zijn. Voor hen is de school naast formeel opleidingsinstituut ook een alledaagse oefenruimte, waar ze in sociale interactie achterhalen wat gepast gedrag is.
De school is dus ook een plek waren heterojongens kunnen leren omgaan met schaarsgeklede meisjes en waar meisjes het effect van hun uiterlijk leren kennen. Docenten zouden daarop in kunnen springen door met leerlingen te discussiëren over verschillen in fatsoensnormen en verschillen in betekenis van kleding, bijvoorbeeld in de seksuele diversiteitsles.
Van wat er nu gebeurt leren meisjes ook wel iets, maar dat is nu juist de les die we niet willen. Wanneer leraren meisjes van school sturen omdat zij vinden dat hun kleding te ver gaat, geven scholen een signaal af dat de seksuele invulling van deze leraren de voorrang heeft boven wat meisjes zelf vinden. De les is dat meisjes zich maar hebben te schikken naar de male gaze. Leraren en andere commentatoren leggen zo eenzijdig hun betekenis van het korte broekje op. En daarmee zijn zij degenen die meisjes onnodig en onterecht seksualiseren.