Rotterdam is een curiosum. Een havenstad zonder haven, want die bevindt zich ver voorbij Hoek van Holland ergens op de Noordzee. Een stad die door de Lonely Planet reisgids tot een van de tien hipste steden op aarde is uitgeroepen, maar een levendig centrum ontbeert. Dat is in de Tweede Wereldoorlog weggebombardeerd door de Duitsers. De havenbaronnen en industriëlen die het voor en na door oorlog in Rotjeknor voor het zeggen hadden, zagen het wel als het voordeel (ieder nadeel heeft zijn voordeel) dat de Duitsers alvast rigoureus met de sanering van het oude stadscentrum waren begonnen. Ze droomden al lang over een strak, modern centrum met ruim baan voor handel en verkeer en geen ruimte voor Rotterdammers die er wilden wonen of voor zoiets nutteloos als ‘een gezellig stadshart’.
Een stad die alom wordt geprezen voor zijn architectonische bravoure, maar die vergeleken met de andere grote steden Amsterdam, Den Haag en Utrecht, al heel lang veel (sociale) misère-lijstjes aanvoert, zoals die van de armoede, werkloosheid en de levensverwachting. En dan vermijd ik hier nog het pijnlijke onderwerp voetbalprijzen.
Een stad waar in het lokale sufferdje De Havenloods iedere Rotterdamse celebrity steevast vraagt of hij/zij trots is op Rotterdam, maar waarachter de verplichte trots een schrikbarend minderwaardigheidscomplex schuilgaat. Want niet eens zo heel diep van binnen beseft menig Rotterdammer ook wel dat een paar andere steden waar ze wel een bruisend centrum hebben in een aantal opzichten toch wat aantrekkelijker zijn.
Een stad met een burgemeester aan het roer die ferme taal uitslaat richting jihad-sympathisanten (‘Rot toch op!’), maar zijn dochters gebiedt met een moslim te trouwen. Waar ze zich overigens geen fluit van aantrokken: zij accepteren het niet dat een vader in Nederland zijn dochters de wet wil voorschrijven bij de keuze van een partner. Je moet even wachten tot de derde generatie Aboutaleb, maar dan begint de integratie toch aardig op gang te komen. Er is hoop wat betreft het inpassen van islamitische gelukszoekers in onze, vergeleken met veel landen, paradijselijke samenleving.
Een stad waar niet alleen de dochters van de burgemeester te maken hebben met achterlijke geboden, want in sommige Rotterdamse straten (in PVDA- newspeak ooit als ‘krachtwijken’ aangeduid) tref je borden aan waarop de bewoners gesommeerd wordt zich als volgt te gedragen:
Begrepen? U dacht misschien dat alleen China een Culturele Revolutie heeft gekend, maar in Rotterdam kunnen ze er ook wat van als het gaat om het afdwingen van ‘actief burgerschap’ en ‘sociale samenhang’. Vooral die laatste toevoeging – en spreken elkaar hierop aan – klinkt omineus. Dus als de buurman eens geen zin heeft in een buurtbraderie dan worden we – zo’n gebodsbord hangt een paar straten verder bij mij in de wijk – geacht hem ter verantwoording te roepen. En als we het vertikken de buurt-NSB’er uit te hangen, dan kan de wijkagent zeker ieder moment op de stoep staan. Alleen een geseling als sanctie of toch een nekschot?
Nu Ahmed Aboutaleb wordt gezien als de mogelijke redder van de sociaal-democratie in Nederland en, als het weer even wil meezitten voor de PVDA bij de volgende verkiezingen, als potentiële leidsman van het ganse land, wordt het misschien tijd dat bestuurlijk Rotterdam stilstaat bij wat ook weer de essentie van democratie is. Dus nu we toch borden met gedragsregels tegen muren aan het spijkeren zijn, heb ik nog wel een idee voor een bord in het stadhuis aan de Coolsingel.