Het is een wetmatigheid dat de onzichtbare criminaliteit evenredig en tegelijkertijd groeit met de strijd die je voert tegen de zichtbare criminaliteit. Natuurlijke tegenkracht ervaar je ook als je tegen een muur duwt. Hoe harder je duwt, des te sterker wordt de tegenkracht van de muur. Die kracht is onzichtbaar, maar is er wel. Teneinde deze krachten te doorbreken en ons doel te bereiken zetten we (hulp)middelen in. De sloophamer krijgt die muur wel klein.
Om de criminaliteit met succes het hoofd te bieden, zullen we eveneens (hulp)middelen moeten inzetten. Politie en andere veiligheidsdiensten doen al veel om criminelen te stoppen en ze achter slot en grendel te krijgen. Boeven worden, indien noodzakelijk, met gepast geweld uit hun huizen gehaald, ze worden afgeluisterd en ze worden gevolgd. Soms moet er worden geschoten. Ze worden vervolgd en door een rechter bestraft.
Maar blijkbaar zijn de tegenkrachten niet opgewassen tegen de criminaliteit die een enorme impact blijkt te hebben op de samenleving, de economie en de veiligheid. Cijfers van het CBS van maart 2016 tonen aan dat de geregistreerde criminaliteit zou zijn gedaald met 5%. Concreet betekent dit dat de politie een aantal misdrijven minder registreerde, maar dat wil niet zeggen dat de criminaliteit is gedaald. Toch maakte de minister van Veiligheid en Justitie handig gebruik van de berichten door te roeptoeteren dat de criminaliteit, dankzij de politieke inbreng en die van politie en veiligheidsdiensten, was gedaald. Criminaliteit kent echter hele andere wetten. Criminelen overtreden of omzeilen alle wetten die door de politiek zijn gemaakt. Daarvoor zijn het criminelen.
Het verbaasde mij dan ook niet dat de officiële criminaliteitscijfers slechts een deel van de misdaad in ons land laat zien. De reden hiervoor is onder andere dat er te weinig politiecapaciteit is en dat de aangiftebereidheid bij burgers is gedaald. Nieuwe vormen van criminaliteit, zoals cybercrime, spelen zich grotendeels af buiten het zicht van de politie. Wat wil je ook? Jarenlang werd deze criminaliteit tegemoet getreden door welwillende politiemensen, die zich, na een cursus van een paar maanden, specialist mochten noemen. De ontwikkeling van het specialisme liep echter niet parallel aan die van de cybercriminaliteit. De politie liep daardoor steeds achter de feiten aan. Nu is dat iets dat inherent is aan het politieberoep, maar als gevolg van de toename van het aantal andere taken met hetzelfde aantal of zelfs minder mensen bleef de aanpak van cybercriminaliteit kilometers achter. Sinds een paar jaar worden er specialisten professioneel opgeleid. Het zijn er echter nog steeds veel te weinig.
De andere reden, de daling van de aangiftebereidheid, is ook heel simpel te verklaren. Wat te denken van de bureaucratische tsunami die zich door de jaren heen over de politie uitstortte? Het opnemen van een aangifte in concept op straat nam drastisch af. Politiemensen zijn onderweg naar en/of bezig met incidenten waar ze door de centrale meldkamer naartoe worden gestuurd. Heel wat bureaus werden vanwege reorganisaties en bezuinigingen gesloten. Mensen gingen daardoor niet meer naar een veraf gelegen politiebureau of ze verdwaalden thuis op de digitale snelweg.
Dat de politie de aangiften van die lichte vormen van criminaliteit niet in behandeling zou nemen, is onzin. Elke aangifte wordt gescreend op inhoud en opsporingsindicaties. Er wordt gekeken of er verdachten of getuigen zijn, of er relevante sporen zijn en of de aangifte betrouwbaar is. Zijn er voldoende indicaties aanwezig dan wordt er een onderzoek ingesteld. Bij lichtere zaken door ‘blauwe’ mensen, bij zwaardere zaken door de recherche of andere specialistische afdelingen. Geen enkele aangifte verdwijnt ongezien in een (cilindrisch) archief. Zijn er geen of onvoldoende opsporingsindicaties dan wordt een aangifte opgelegd of geseponeerd. In beide gevallen zijn er brieven ontwikkeld die naar de aangever worden gestuurd. Er kunnen dus heel wat redenen zijn waarom mensen zeggen dat ze niets meer hebben vernomen van de aangifte of dat er geen onderzoek werd verricht.
Maar wat te doen met de naar schatting 3,5 miljoen misdrijven waarvan geen aangifte werd gedaan? Mijn primaire gedachte zou zijn: niets, er is immers weinig concreets bekend van deze onzichtbare criminaliteit. Onzichtbaar is onzichtbaar. Wat echter niet onzichtbaar is, is het politieoptreden. Natuurlijk is er binnen het opsporingswerk altijd een mate van geheimhouding en worden bepaalde middelen niet eerder ingezet dan na toestemming van een officier van justitie of een rechter-commissaris. De politie heeft ook de taak om met de samenleving te communiceren. Ik zou zeggen, leg uit hoe er wordt omgegaan met aangiftes, vertel iets meer over hoe de organisatie in elkaar zit, laat de mensen horen waar de frustraties zitten. Wat is er mis om iets te zeggen over de enorme bureaucratie? Waarom niet uitleggen hoe taken intern zijn verdeeld?
Kortom, vertel publiekelijk iets meer over jezelf en het politieberoep. Dan hoeven mensen zich niet meer af te vragen waarom er wordt gesuggereerd dat er 3,5 miljoen onzichtbare misdrijven zouden zijn gepleegd. Bij de politie wordt niet gewerkt met een radar. Sommige werkzaamheden worden onder een figuurlijke radar uitgevoerd, omdat dit wettelijk is voorgeschreven. De politie weet heus wel wat er speelt binnen hun eigen organisatie en de samenleving, veel meer dan menig politicus.