Politiek en politie lijken veel op elkaar. Wat het woord betreft, wel te verstaan. Slechts de letter K maakt het onderscheid. Voor het overige zijn het werelden van verschil. Vooral als het gaat over de werving en opleiding van nieuwe kandidaten voor het vak.
Kandidaat Kamerlid en campagnestrateeg Ian van der Kooye van de politieke partij Artikel 1, zegt dat het risico bestaat dat gelukzoekers en klaplopers op nieuwe politieke partijen afkomen en de partij kunnen schaden. Het media-effect van een kandidaat met een dubieus verleden kan volgens hem vernietigend zijn. “Zeker bij onze partij met Sylvana Simons aan het hoofd. Er zijn veel azijnzeikers die ons willen pakken. Laten we hun geen reden geven om azijn te zeiken”, aldus de campagnestrateeg.
NRC Handelsblad onderzocht recent zeven politieke partijen en hoe zij de integriteit van hun kandidaten checken. Blijkt dat bijna alle partijen hun kandidaten vragen om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), ze voeren meestal enkele gesprekken, bellen rond en raadplegen Google en Social Media. Dat is het zo’n beetje. Bedrijfsrecherche vinden ze onnodig of te duur. Het gaat, vinden ze, vooral om vertrouwen.
Politiemensen worden, in tegenstelling tot politici, wel uitvoerig gescreend. Toch gaat het daar ook weleens mis. De screening is in feite ook maar een momentopname. Loyaliteit en een sterk rechtsgevoel zijn belangrijke ingrediënten waarnaar op zoek wordt gegaan bij de werving van nieuwe politiemensen. Er wordt een uitgebreid veiligheidsonderzoek naar integriteit ingesteld. Voordat je überhaupt wordt aangenomen ben je al tot in de haarvaten nagetrokken, heb je een lichamelijke en psychische test ondergaan. Word je aangenomen, volgt een twee tot drie jaar durende opleiding. Recente incidenten met mollen, criminele activiteiten en integriteitsschendingen binnen de politie geven wel aan, dat er altijd rotte appels in de spreekwoordelijke mand terechtkomen.
De meest in het oog springende partij uit het onderzoek door het NRC was voor mij de VVD. Kandidaten ondertekenen een lijst met ‘vuistregels’ die vooral gaan over integriteit en dat zij anderen aanspreken over niet-integer gedrag. Als ik dit artikel schrijf is op tv het debat over de integriteit van minister en voormalig Kamerlid Van der Steur aan de gang.
Opeens voel ik weerzin opkomen. Ik hoor oppositiepartijen alleen maar beschuldigingen uiten over liegen, maffiapraktijken, onder de pet houden en verdonkeremanen van informatie. De loyaliteit van de coalitiepartner PvdA blijkt precies zover te gaan totdat het eigen partijbelang van groter belang wordt dan het in standhouden van de coalitie (het regeringsbelang). De schaapskleren zijn afgeworpen en de wolven verslinden hun prooi. Het is immers verkiezingstijd.
De minister pakt zijn biezen, met een brok in de keel kondigt hij zijn aftreden aan. Premier Rutte pakt hem nog eens stevig in de armen om hem dan richting uitgang te helpen en de VVD likt zijn wonden.
Waren de afgetreden ministers, staatssecretaris en de Kamervoorzitter gelukzoekers en klaplopers binnen de VVD? Zijn de oppositiepartijen de azijnzeikers waarover Ian van der Kooye het heeft? Of is er misschien toch iets mis met het toelatingsbeleid en de screening? Kamerleden gaan over hele grote (lands)belangen. Veiligheid, zorg, onderwijs, economie en buitenland zijn zonder uitzondering thema’s waarin miljarden omgaan. Kamerleden en ministers maken wetten, een Kamerlid heeft de plicht om het kabinet te controleren. Zij leggen daartoe een eed of belofte af. Als burger verwacht en eis je dat deze mensen stuk voor stuk integer zijn.
Van politiemensen wordt hetzelfde verwacht en geëist, zij zijn immers het verlengde van die macht. Zij hebben tot taak, in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag, te zorgen voor een daadwerkelijke handhaving van de openbare rechtsorde, conform de geldende rechtsregels en ze moeten hulp verlenen aan hen die deze behoeven. Die taken zijn in de Politiewet verankerd. Het overgrote deel van de politiemensen heeft nooit eerder een ander beroep uitgeoefend. Van der Steur wel. Hij is van origine een jurist en advocaat. Hij wist in de debatten heel goed hoe hij woorden en teksten diende te interpreteren, zelfs als ze door hem zelf waren geschreven. Hij wist twijfel te zaaien, waardoor hij eerder door het oog van de naald wist te kruipen. Als advocaat ben je geslepen en slim. Van der Steur overschatte zichzelf, immers hij kreeg te doen met mensen, die het spel van de slang en de muis in de kuil al lang kenden. Kamerleden, die bloed ruiken, zijn niet meer te stoppen. Dus ging de jurist Van der Steur als minister van Veiligheid en Justitie ten onder aan de bloeddorst van de oppositie.
Premier Rutte kan nog lang roepen dat hij zijn minister geloofde en vertrouwde. Hij kan nog meer paginagrote advertenties in landelijke dagbladen laten afdrukken over hoe normaal wij, burgers, zouden moeten doen. Hij heeft opnieuw aan de levende lijve ondervonden hoe abnormaal zijn minister zijn taak deed en daarop genadeloos werd afgerekend. Het geluk van Rutte – als baas van het spul, zoals hij zichzelf in het debat omschreef – was dat door het aftreden van Van der Steur, de angel uit de strijd was gehaald. Het debat werd daardoor gestopt. Rutte kan verder met zijn verkiezingscampagne. Z’n eigen abnormale gedrag van de voorbije vier jaren heeft hij nooit onder ogen gezien. In de psychologie heet zoiets zelfverblinding. Wellicht kan hij toetreden tot de partij van Artikel 1. Alhoewel ze daar wel uit hun doppen kijken, immers het media-effect van een kandidaat met een dubieus verleden kan vernietigend zijn.