De aanval met gifgassen op de buitenwijken van Damascus lijkt de wereld eindelijk te hebben wakker geschud voor de verschrikkingen die al twee jaar in Syrië plaatsvinden. Honderden mensen die roerloos, maar in een onnatuurlijke kramp en verstijfd op de grond liggen, of in hun bedden of gewoon op straat werden overvallen door een dodelijke wolk. Amper bloed. Wel de opengesperde ogen en monden die een vermoeden geven van de meest gruwelijke doodstrijd. Ouderen, mannen, vrouwen en kinderen. Totaal willekeurig.
Het gebruik en bezit van gifgassen als strijdwapen is al bijna een eeuw verboden. Vanaf het moment dat de loopgraven van het West-Vlaamse Ieper zich vulden met chloor heeft de wereld een grens getrokken, een norm gesteld: dit niet. Sinds die norm zijn er wel strijdgassen ingezet. In Ethiopië (1935) door Italië, tien jaar nadat de afspraak in een verdrag (Genève Protocol, 1925) werd vastgelegd. Door het Irak van Saddam Hussein in de oorlog tegen Iran (1980-1988) en, nog het meest bekend, tegen het Koerdische dorp Halabja (1988). De Nederlandse ondernemer Van Anraat die grondstoffen voor de gifgassen leverde kreeg een gevangenisstraf van zeventien jaar.
Van Ieper resteert nog een indrukwekkend museum dat ik van harte aanbeveel. De voormalige kolonisatoren Spanje en Italië konden in 1925 nog relatief onbespied hun gang gaan. Van de inzet van Irak had de wereld eerder moeten weten en heeft het te lang weggekeken. Maar het zijn de recente aanvallen met gifgas in 2013 die aan de aandacht van niemand meer kunnen ontsnappen en alleen al om die reden van de internationale gemeenschap een harde reactie verlangen.
In het afgelopen jaar zijn er, volgens de meeste openbare berichten, al 11 of 12 keren gifgassen op kleine schaal ingezet. Bijvoorbeeld in het Palestijnse vluchtelingenkamp Yarmouk in Syrië. Het aantal slachtoffers overtrof meestal niet de dagelijkse death toll die het Syrian Human Observatory for Human Rights zo nauwkeurig als mogelijk probeert bij te houden. Maar de norm werd toen al getest. Door wie is door mij niet vast te stellen. Carla del Ponte wees, op basis van interviews, naar de rebellen. Maar ze kreeg direct enorme kritiek, ook van haar eigen werkgever, de VN. Van het regime van Assad weten we in elk geval dat het over grote voorraden gifgassen beschikt en over geavanceerde methoden om die in te zetten. Maar het is de vraag of die geavanceerde methoden zijn gebruikt in de buitenwijken van Damascus. Dus kan ook het regime, althans niet door mij, als schuldige worden aangewezen. Los van het feit dat men dan onder de ogen van de aanwezige VN-inspecteurs en met een verbeterde militaire situatie toch zou hebben besloten gifgassen in te zetten.
Het is dan ook niet mijn taak om een schuldige aan te wijzen. Dat moeten in de allereerste plaats de politieke leiders doen van de landen die de conventie hebben onderschreven. In ons geval is dat de taak van de Nederlandse regering, die ik vervolgens daarop bevraag, controleer en beoordeel. Voor de VVD heb ik aangegeven dat het van belang is dat de regering, liefst op basis van een zelfstandige beoordeling van de bewijzen waarover sommige landen menen te beschikken, inschat of dat bewijs geloofwaardig en betrouwbaar is. Parlementariërs beschikken nu eenmaal niet over veiligheidsdiensten, zij worden er hooguit op hoofdlijnen door bijgepraat.
Het is wel mijn taak om een politiek oordeel te vellen over het gebruik van gifgassen en hoe daarop moet worden gereageerd. De VVD is dan duidelijk: Indien geloofwaardig en betrouwbaar kan worden aangetoond of het regime Assad, danwel de rebellen gifgassen tegen de eigen bevolking hebben gebruikt kan dat niet zonder consequenties blijven. Bij voorkeur dienen die consequenties worden voorafgegaan door een uitspraak van de VN-Veiligheidsraad. Maar wij willen de beoordeling en handhaving van internationale normen als het verbod op het gebruik en bezit van chemische wapens uiteindelijk niet laten afhangen een Russisch of Chinees veto. Niet het instituut de VN of de Veiligheidsraad, maar de normen die het moet handhaven, wegen voor ons dan het zwaarst. Dat zeiden we ook in 1999 in het geval van de NAVO-bombardementen op Kosovo. Die heldere positie namen we in bij de bespreking van het rapport van de Commissie-Davids naar de Irak-oorlog in 2003 en dat zullen we weer doen als diplomatieke en andere opties vergeefs zijn.
De zogenaamde en veelbesproken rode lijn van Obama, is namelijk helemaal niet van Obama. Die lijn is van ons allemaal en dat al bijna een eeuw lang. Maar liefst 191 landen hebben dat onderschreven en dat is 98 procent van de internationale gemeenschap. Indien de norm eerst kan worden getest en vervolgens grootschalig kan worden overschreden zonder enige consequenties, verschaft dat direct een vrijbrief aan wrede regimes of terroristen de eigen of andermans bevolking denken te kunnen vergassen. Maar ook de proliferatie van deze wapens zal daarna nog moeilijk te stoppen zijn, met alle ellendige gevolgen voor de veiligheid en stabiliteit op onze hele planeet.
Weinig mensen weten hoe succesvol de OPCW, de VN-organisatie in ons eigen Den Haag die de naleving van de norm controleert, eigenlijk is. Meer dan de helft van de chemische voorraden wist het al op te ruimen en binnen enkele jaren lag een totale uitbanning bij de ondertekenende landen binnen het verschiet. Een onvergelijkbaar veel beter resultaat dan de wereld tot nu toe boekte met de zeer moeizame uitbanning van kernwapens. Het overtreden van de norm zet ons terug naar Halabja en Ieper. Ook dat is een reden waarom er dan consequenties moeten volgen.
Sommigen zeggen: wat maakt in hemelsnaam de inzet van chemische wapens zoveel ernstiger dan zogenaamde ‘conventionele’ wapens? Conventionele wapens doodden immers al 100.000 mensen in Syrië. Dat is inderdaad lastig en zeker niet met een schaartje te knippen, maar toch is dat verschil er wel. Bezit en gebruik van conventionele- en chemische wapens zitten elk op hun eigen uiterste van een dodelijk continuüm. Grof gesteld zou je alle wapens amoreel kunnen noemen, het is immers de gebruiker die betekenis geeft aan de inzet. Clusterbommen zijn ook zeer verwerpelijk, maar als ze vliegvelden uitschakelen vanwaar gevechtsvliegen opstijgen die burgerdoelen bombarderen kan dat een militair en zelfs humanitair doel dienen.
Chemische wapens daarentegen zijn vrijwel altijd immoreel omdat ze geen enkel militair doel dienen waarvoor geen andere alternatieven voorhanden zijn. In de Volkskrant van afgelopen zaterdag stond een goed artikel (Vonk, pagina 2-4). Omdat het wapen ook nog eens volstrekt onverdedigbaar is, je er niet aan kunt ontsnappen en de gevolgen – ook op langere termijn – verschrikkelijk zijn, heeft de wereld gemeend een grens te trekken, een norm te stellen. Arbitrair? Ongetwijfeld. Maar wel ondertekend door vrijwel de hele wereld. En dus moet die wereld reageren als het bewijs wordt geleverd wie de eigen bevolking heeft vergast. Omwille van de vergelding, maar niet in de laatste plaats ook om deze ondergrens van de menselijke beschaving, in ons aller eigenbelang, te handhaven.
Han ten Broeke is Kamerlid voor de VVD