Iedereen heeft recht op zijn eigen gekte. Dus ook economen. Het wordt pas alarmerend wanneer hun gekte over de rand van het bad begint te gutsen en een hele samenleving, ja, ogenschijnlijk de hele wereld, vragend naar een groepje doorgedraaide cijferaars en modelfetisjisten opkijkt in de veronderstelling dat ‘zij’, de economen dus, het antwoord gaan geven op crises, dipjes en andere spoken van politiek-maatschappelijke aard. Ik stel vast dat de economie zich de afgelopen decennia van een dienende wetenschap tot een regelrechte religie heeft ontwikkeld. En in het kielzog van die religie zijn ook de banken van betrouwbare, stevig verankerde meubelstukken in vliegende tapijten veranderd, die in achterkamers met trillende handjes al klikkend, gokkend en smokkelend hun almaar fictievere buffers bij elkaar ritselen. En om het allemaal nog een graadje absurder te maken, verontrustender zo u wilt, is het gemeengoed geworden dat economen de discipelen van hun eigen cijfertjesreligie, de banken, zogenaamd ‘controleren’, wat in de praktijk betekent dat ze op hooggelegen etages, afgescheiden door pasjessystemen en veiligheidsbeambten, alsmede niet geïnterrumpeerd door welke andersdenkende dan ook, onderling hun eigen sommetjes en modelletjes tegen het licht houden, zonder dat er iemand met de vuist op tafel slaat en zegt: ‘Rot op met al die sheets! Laten we het eens over de werkelijkheid hebben!’. Vanuit deze invalshoek bezien, is het nog een wonder dat we tot 2008 moesten wachten tot het zaakje in elkaar donderde.
Let’s face it. We leven in een tijd waarin schrijvers, filosofen, letterkundigen, pausen, bisschoppen, historici, dominees, politici en wetenschappers niet meer dan versierselen zijn bij de Heilige Boodschappen die instituties als het IMF, de OESO, de Wereldbank, het Centraal Plan Bureau en kredietbeoordelaars als Fitch, Moody’s en Standard & Poors via de gedienstige persbureaus over ons uitstrooien. De Coen Teulings-en, Arnoud Boot’s en Rick van de Ploeg’s van deze wereld schrijden als de nieuwe ‘Zonen Van God’ door het openbare leven. Wat Maurice de Hond nooit aan ons vraagt, maar waar het steeds weer door hem gemeten onbehagen evident mee te maken heeft, is dat de westerse mens structureel – hoewel, historisch gezien, op de toppen van zijn welvaart – in onvrede leeft met de oprukkende rekenmeester in hem- of haarzelf. Met het almaar opdringeriger stemmetje dat voortdurend en op de meest ongepaste momenten (bij het bezoek aan bejaarde ouders, bijvoorbeeld) blijft vragen: ‘Wat levert dit nu precies op? Hoeveel punten scoort dit?’ Het komt erop neer dat het de economen goeddeels is gelukt wat dictators, geheime diensten en kerken eeuwenlang niet voor elkaar hebben kunnen krijgen: het zodanig internaliseren van een geloof, dat mensen zichzelf als hun eigen IMF of Wereldbank gaan corrigeren, opdat ze als ‘optie’ of ‘aandeel’ aantrekkelijk blijven voor investeerders. De dominantie van het economische denken heeft de welvarende mens, kortom, gesublimeerd tot zijn eigen spook, zijn eigen angstbeeld.
Bovenstaande zou verklaren waarom de huidige coalitie van PvdA en VVD, ondanks puur rekenkundige successen, zo weinig handen op elkaar krijgt bij het electoraat. Als we naar de huidige ministers kijken, kijken we naar de kilste versie van onszelf: zonder enige wervend idee, maar steeds met de laatste cijfers en statistieken schermend. Deze regering vormt zo’n beetje de ultieme belichaming van het economische primaat. En blijft, gelet op de toekomstplannen, stevig in die cijfertjesobsessie hangen. Staatssecretaris Van Rijn (PvdA) is de afgelopen maanden uitgegroeid tot de verzinnebeelding van de vertrouwensbreuk tussen de reukloze, economische rekenmodellen op een beeldscherm en de stanklucht van de verzorgingshuizen. Kiezers hebben te maken met de stank; de staatssecretaris zegt vanachter zijn hooggelegen bureau op het ministerie: ‘Wat jullie ook ruiken, de zorg wordt beter, hoor!’
Ironie van dit alles is dat welke coalitie we als kiezer in de toekomst ook accorderen, deze gewoon weer met de handjes op schoot zal luisteren naar de analyses en oekazes van de economische instituten en binnen hun bandbreedtes zal opereren. Vraag maar aan president Hollande wat voor macht je nog overhoudt wanneer de politieke ideeën van een gekozen chef van een groot EU-land niet ‘in lijn’ zijn met de wensen en dogma’s van de financiële wereld. Géén! (Hollande loopt er machteloos en zielsongelukkig bij sinds hij het Elysée bewoont.)
Zou het stille verzet intussen zijn dat wij Europeanen, in al onze desillusie, de van hogerhand geëiste honger naar winkelen (koop! koop! koop!) niet meer omzetten in daden? En dat alle krantenpagina’s over dreigende deflatie basaal gezien de weerslag zijn van de geestesgesteldheid van de Europese consument, die in veel producten geen verrijking meer ziet? Ja, zou het werkelijk zo zijn dat we haarfijn door beginnen te krijgen dat een dag niet consumeren meer betekenis heeft dan een vakje rood kleuren bij verkiezingen?
Hoe pathetisch ook: ik heb besloten de komende drie jaar door te blijven rijden in mijn afgeragde Volvo. Deze weigering een showroom te betreden, is het vakje dat ik dag na dag rood zal kleuren!