We zijn allemaal Charlie, kopte de Times fier vanochtend boven het leidinggevend commentaar. O, echt? Allemaal? Even tellen. Van de twaalf landelijke Britse dagbladen (we laten de Racing Post buiten beschouwing – er was in Parijs geen renpaard omgekomen) heeft er geen enkele een spotprent van Charlie Hebdo op de voorpagina.
Het vlaggenschip van de BBC, Newsnight, wijdde de hele uitzending aan het bloedbad in Parijs zonder een aanstootgevende cartoon te laten zien. Channel 4 News zei half verontschuldigend, half uitleggend, dat het niet tonen van omstreden spotprenten bedrijfsbeleid was.
Anders gezegd: terreur werkt. Wat we eigenijk, na de publicatie van Salman Rushdies Duivelsverzen (1988) al vermoedden. En wat we zeker wisten in 2005 toen niemand in Groot Brittannië de omstreden, Deense spotprent van De Profeet durfde afdrukken.
Nou heb ik makkelijk praten. Ik opereer in de softe, wollige hoek van de journalistiek. Ik hoef niet bang te zijn voor mannen met mitrailleurs die de deur van mijn werkkamer opentrappen. Ik heb geen personeel voor wiens welzijn ik verantwoordelijk ben. Mijn grootste angst tijdens mijn werk is koffie over mijn toetsenbord te krijgen.
Maar, zoals David Aaronovitch schrijft in de Times, :”Een reden waarom Charlie Hebdo doelwit werd, is omdat wij lafaards zijn geweest”.
In Britse satirische programma’s en bladen wordt van alles en nog wat gehekeld, maar niet de islam. En hoe meer wij, de gevestigde media, de andere kant opkijken, des te meer bladen als Charlie Hebdo “die roekelozer zijn of meer gehecht aan vrijheid van meningsuiting, excentrieker lijken en geisoleerd staan”.
“Wij, die niet publiceren waar moslims aanstoot aan kunnen nemen, maar waar niemand anders zich aan stoort, maken iets abnormaal wat in feite normaal zou moeten zijn”, zegt Aaronovitch.
Conclusie: omdat we met twee maten meten hebben we meegeholpen van Charlie Hebdo doelwit te maken.