De toekomst voorspellen is lastig, maar één ding is zeker: over dertig jaar lachen ze zich slap om het ‘milieuvriendelijke’ gedrag van toen. Steeds als ik eraan terugdenk, overvalt mij weer die intense triestheid. Waar ooit een groene polder lag, met slootjes en bruggetjes, was nu een immense nieuwbouwwijk verrezen. Dodelijk uniforme rijen huizen, afgewisseld door kaarsrecht makelaarswater, parkeerstroken zo breed als landingsbanen en verspreide plukjes grijze puisten van ondergrondse inzamelbakken.
Bij een van die bakken stond een bewoner van deze Brave New World. Ik liep achter hem langs. Hij grabbelde onderin een plastic tas. Hij was bijna klaar. Nog één dingetje. Van onderuit de tas kwam het minuscule papieren labeltje van een theezakje. Kruidenthee. Ook dat moest in de papiercontainer.
Het is het seizoen van de festivals. En over een paar dingen zijn festivalgangers het al vele jaren vreselijk met elkaar eens. Dat het gezellig is. En dat het milieuvriendelijk is. Want ook daar staan de standjes van de groene clubjes leden te werven, ook daar wil de Nederlander braafjes zijn papier en plastic scheiden, en ik durf te wedden dat ook daar menigeen het papieren labeltje van het theezakje haalt. En de ware groene helden, met het hart op de juiste plaats en geld te veel (en dat mag gezien worden!) kopen voor tien, vijftien euro een plastic (!) fles waarmee ze uit speciale tappunten leidingwater mogen tappen voor het goede doel. Ook dat, dat flesje in de hand, geeft dat heerlijke gevoel dat je goed bezig bent. En dat iedereen het ziet. Wat er verder rond zo’n festival gebeurt; hoeveel Megawatt er daar doorheen wordt gedraaid, hoeveel al dan niet gescheiden teringzooi de bezoekers op zo’n terrein achterlaten, inclusief ontelbare na een, twe nachtjes afgedankte tentjes, dat moet dan maar opwegen tegen al onze goede bedoelingen. Nee, ze hoeven die rotzooi voor mij echt niet op te ruimen. Ze moeten gewoon niet denken dat ze milieuvriendelijk bezig zijn. Dat is een grove leugen.
Energiezuinig zouden ze zijn, die hybride auto’s. Echt een groen alternatief voor de smerige auto van weleer. En de fiscus betaalt mee! Maar wat blijkt, uit onderzoek van TNO? Die groene auto’s zuipen pakweg net zo veel als gewone auto’s. De Mitsubishi Outlander (belastingvoordeel voor de ondernemer/eigenaar 40.000 euro per jaar) zou volgens de fabrikant nog geen 2 liter benzine op de 100 kilometer verbruiken. TNO constateerde, op basis van een analyse van tankpassen, dat dit in de praktijk tegen de ZEVEN liter loopt. Een op veertien. En voor die andere milieuvriendelijke auto’s geldt hetzelfde. De Opel Ampera? De fabrikant belooft 1,2 liter per 100 kilometer. TNO vindt er 4,5. De auto van de toekomst, het groene pronkstuk op de landingsbaan van de Vinex-wijk, is gewoon een ouderwetse zuipschuit.
Milieu. We hebben geen flauw idee wat het is. We vertellen elkaar de leugen door dat je het milieu kunnen ‘redden’ met futiliteiten. Een snippertje hier, een waterfles daar. Het is niet meer dan morele zelfbevrediging. Een immens ridicule kleinburgermentaliteit waar toekomstige generaties nog jarenlang met het allergrootste plezier aan terugdenken. Maar voorlopig zitten we gevangen in onze eigen gedachten. We moeten zo nodig goed doen. Maar we willen het ook goed hebben. Maar we willen niet weten dat die twee gewoon niet samengaan. Omdat we diep in ons hart weten dat als we moeten kiezen, het ‘goed hebben’ het altijd zal winnen.