Jan Tromp – één van de vijf topjournalisten in ons land – schreef zaterdag eind februari in zijn krant de Volkskrant een mooi stuk (Blendle-link) over interviews met politici. Dit naar aanleiding van het tv-vraaggesprek van Michiel Breedveld met Geert Wilders. Allerlei collegae verslaggevers sabelden de jonge Breedveld (zoon van de te vroeg overleden Willem) neer. Van je maten moet je het maar hebben! Ik zou wel eens hebben willen zien hoe die criticasters van Michiel Breedveld het er zelf zouden hebben afgebracht!
Wilders is een geslepen politicus. Hij kent het vak. Weet dat een interview een kat-en-muisspel kan zijn. Met als hamvraag: wie is de kat en wie is de muis. Wilders kent ook het leerstuk dat in een interview niet zozeer de vraag van de journalist maar met name het antwoord van de politicus van betekenis is. Voor een verslaggever, die deze harde werkelijkheid kent, is dat een gruwelijke ervaring. Tromp schrijft daar in zijn stuk in de Volkskrant ook over.
Hij brengt ook de fameuze interviewster Bibeb, in de zeventiger jaren verbonden aan Vrij Nederland, in herinnering. Een charmante en dus levensgevaarlijke vrouw. Bibeb heeft mij toen ook geïnterviewd. Ik haalde haar met de auto af bij het station in Leeuwarden. Daarna eerst naar de slager in het dorp Ee achter Dokkum en vervolgens naar mijn boerderijtje. Het gesprek duurde van 12 tot 9 uur ’s avonds. Met als intermezzo een maaltijd onder kaarslicht met als pièce een eigengemaakte Boeuf Bourguignon. Daarna, met aan het stuur van de automobiel Luppie Visser, bracht ik haar weer naar Leeuwarden. Ik was uitgeput. Zoveel uur opletten, snel denken wat je wel en wat niet kwijt wilde. Topsport.
Waarom vertel ik dat? Omdat ik het leuk vind, maar ook omdat tegenwoordig zoiets niet meer gebeurt. Vraaggesprekken à deux met politici zijn er bijna niet meer.
Jan Tromp vertelde in zijn stuk dat zijn collega Max van Weezel, ook zo’n gepokt en gemazelde vakman, een keer een interviewafspraak had met een bewindspersoon. Bij binnenkomst zat er acht man! Voorlichter, politiek adviseur, een (vermomde) spindoctor, en nog wat van dat volk. Aanwezig om allerlei onwelgevallige passages te voorkomen of te schrappen.
Een jong en pienter journalist, Pepijn van den Brink, vertelde mij een paar jaar terug dat hij Job Cohen geïnterviewd had. Die deed allerlei interessante uitspraken. Pepijn moest zijn stukje eerst voorleggen aan Cohen’s voorlichter. Het stuk kwam terug. Alle interessante uitspraken waren geschrapt! Dat kan toch niet.
Conclusie: journalisten moeten hun vak verstaan, zich niet laten inpakken. Politici moeten hun clan van zich afslaan en van een interview een echt tweegesprek maken, met als adagium: wat gezegd is, is gezegd.