Een Arabische vloedgolf richting Europa, een dreigend ‘Eurabia’. Daar heeft extreem-rechts jarenlang voor gewaarschuwd. Die stroom komt nu inderdaad op gang – maar het is wel een heel andere dan gedacht. Geen triomfale opmars van de islam; de vluchtelingencrisis in het Midden Oosten en Europa demonstreert juist het economisch en moreel failliet van de islamitische wereld. Oude waarden hebben afgedaan. Wie kan, gaat weg. En een politieke oplossing bestaat er niet. Grenzen sluiten is onmogelijk; ‘eerlijk’ verdelen over de EU betekent het weer optrekken van nationale grenzen. En het probleem ‘bij de bron’ oplossen is zo mogelijk nog onmogelijker.
De regio is in de greep van een vicieuze cirkel. Kern van het probleem is de economische stilstand. En deze stilstand is de voedingsbodem voor dictatuur, die de economische problemen nog verergeren. Jarenlang werd elk initiatief gesmoord door een enorme bureaucratie en corruptie – beide gericht op het controleren en uitbuiten van economische activiteit, ten bate van een kliek ambtenaren en de elite. De Arabische lente (ontstaan uit frustratie over de chronische armoede) heeft daar voorlopig geen verandering in gebracht. Integendeel, de opstanden werden onderdrukt en de regimes daarmee nóg repressiever en corrupter (denk aan Egypte); andere landen, die bol stonden van de interne spanningen, verzonken in totale chaos (Libië, Syrië). Alleen Tunesië, waar de Lente begon, lijkt de weg naar democratie in te kunnen slaan. Dat vinden we mooi, hier in het Westen. Dat is het begin, denken we. Ten onrechte. Wat de moslimburger wil, zijn kansen, de mogelijkheid om mee te groeien met de rest van de wereld. En dat kan ook democratie niet garanderen. Welvaart en democratie moeten gelijk op gaan.
Hier in het Westen denken we graag dat welvaart het gevolg is van democratie. Omdat we zulke beschaafde burgers zijn, en omdat we onze zaakjes zo netjes regelen, worden we ‘beloond’ met welvaart. Standaardvoorbeeld van deze naïeve redenering is de Amerikaanse inval in Irak. Wat kwamen de Amerikanen doen? Democratie importeren. Want als die er was, zo luidde de redenering, dan kwam de rest vanzelf goed. Dat is een nuttige illusie (hier in het Westen verdedigen we de democratie mede omdat we ervan overtuigd zijn dat deze ons welvaart brengt), maar in feite is het verband gecompliceerder. Ten eerste kan democratie niet ontstaan zonder een zekere mate van gedeelde welvaart. Een straatarme democratie, waarin alleen macht inkomen garandeert, vervalt binnen de kortste keren tot een autocratische kleptocratie.
Maar welvaart kan op haar beurt niet tot stand komen zonder stabiliteit. Westerse groeicijfers zijn alleen te bereiken wanneer investeerders het vertrouwen hebben dat hun investeringen zullen renderen. Dat vereist een voorspelbare economie en samenleving. Een dictatuur kan zoiets zeker bieden (denk aan China), maar voor werkelijk langdurige stabiliteit is een open democratie nodig. Om dat stadium te bereiken, is een politieke stabiele elite nodig die deze weg welbewust inslaat. Een voorbeeld daarvan is Turkije, dat in de jaren na de Tweede Wereldoorlog langzaam maar zeker steeds democratischer werd, omdat de politieke elite ervan overtuigd was dat dát de enige weg was naar groei en welvaart. Tot twee maal toe greep het leger in, maar dat trok zich ook weer terug. En al deze inspanningen zijn de laatste jaren ‘beloond’ met een bloeiende economie. Het proces is daar nog lang niet voltooid, en zeker niet veilig gesteld. Maar een andere weg lijkt er niet te zijn. (Of bewijst China straks van wel?)
Turkije is de uitzondering in de islamitische wereld. Iran maakt nu kans om dezelfde weg te kunnen inslaan; Egypte zou het ook kunnen, maar (de recente gasvondst voor de kust biedt een kans), maar het land zit muurvast opgesloten in dezelfde vicieuze cirkel. En een uitweg lijkt niet in zicht. Ook hier lijkt de elite geen geduld te hebben voor de lange weg via stabiliteit naar welvaart, richting democratie. De reden daarvoor is dat het denken over de hervorming van islamitische samenlevingen ooit op een verkeerd spoor is gestart – en daarop volkomen is vastgelopen.
De islamitische vernieuwers die gedurende de afgelopen anderhalve eeuw met enige regelmaat zijn opgestaan, (Al Afghani, Muhammad Abdhu, Mawdudi, al-Banna, et cetera) verwierpen het kolonialisme en beschouwden het als hun taak om de oude glorie van de islamitische wereld herstellen. Ze realiseerden zich dat de islamitische wereld daarvoor grondig moest veranderen. Maar ze verwierpen het klakkeloos importeren van westerse waarden en instellingen. Dat herstel van oude glorie moest bereikt worden met behulp van de juiste ‘mix’ van nieuwe westerse ideeën en de traditionele islamitische waarden. Men moest alleen die ideeën overnemen die verenigbaar waren met de islam – en daarbij moesten de hervormers vaak een eigen definitie van ‘de islam’ ontwikkelen. (Muhammad Abdhu bijvoorbeeld verwierp de discriminatie van de vrouw, en zei dat dit overeenkwam met de ‘ware’ islam.) Welvaart en macht was hun doel; niet democratie. Dat was slechts één van de mogelijk over te nemen westerse ideeën. Als de hervormers democratie propageerden, dan was dat omdat democratie (volgens westerlingen) een voorwaarde was voor welvaart en macht. Maar met de opkomst van het fascisme in de jaren dertig van de vorige eeuw, werd het scheutje democratie in de ‘mix’ een stuk minder aantrekkelijk. En na de ineenstorting van het kolonialisme en de opkomst van het Oostblok, leek het autoritaire socialisme een beter alternatief.
De Arabische staten die in de jaren vijftig/zestig ontstonden werden dictaturen met een socialistisch sausje, die de gevestigde islamitische autoriteiten onder de duim hielden. Leiders als Nehroe (in India), Nasser en Assad boden voorzichtige hoop op vooruitgang; het Arabisch socialisme leek het juiste westerse element voor de juiste mix. Frans, Brits en Amerikaans ingrijpen tegen dit ‘oprukkend communisme’ (in Algerije, de Suez-crisis, steun voor Israël) deed de populariteit van de ‘westerse’ democratie ondertussen dalen tot ver beneden nul. Maar ook het socialisme bleek een illusie. De charismatische leiders werden opgevolgd door ordinaire dictators. Welvaart bleef uit. De Lente bracht alleen maar chaos.
Zo verdween de democratie uit de mix die de hervormers nodig achtten. Voor de laatsten der hervormers, agitators als Sayyid Qutb (vermoord door Nasser, geestelijk vader van Al Qaeda) was de ‘ware islam’ nog het enige noodzakelijke ingrediënt voor het herstel van de islamitische glorie. In honderd jaar tijd transformeerden progressieve hervormers, vast van plan om de islam in nieuwe banen te leiden, in conservatieve fundamentalisten. Wat bleef, was de droom van herstel.
En nu anno, 2015, moet de bevolking van de regio massaal op de vlucht. Er zal een nieuwe generatie hervormers moeten opstaan. Denkers die de nostalgie achter zich laten, die ophouden met dromen, en duidelijk maken dat het hele idee van de juiste ‘mix’ achterhaald is. Stabiliteit, sociale zekerheid en rust, dat zijn de eerste vereisten. Dan kan enige welvaart ontstaan, en kan de lange weg ingeslagen worden van hervormingen richting democratie. Eerst onvolkomen, beperkt, maar wanneer het doel helder is, en de elite daaraan vasthoudt, kan het lukken.
En de islam? Die hiervoor noodzakelijke ‘ware’ islam laat zich niet voorspellen. Het enige dat de nieuwe hervormers moeten eisen, wat ze ook mógen eisen, is dat de geestelijk leiders de ontwikkeling richting democratie niet in de weg staan. Dat betekent dat zij de islam moeten ontwikkelen die daarbij past. Het wonderlijke aan een godsdienst is dat zij eeuwig dezelfde blijft, door zich altijd aan te passen aan veranderende omstandigheden. En de traditionele islam kent voldoende stromingen en mogelijkheden om dat mogelijk te maken.