Toen Wouter Bos ABN AMRO redde, had hij een geile grijns. Hij was ineens het mannetje. Een Bokito. Een modderfokker. Zo voelde hij zich. Toen hij die nacht laat thuiskwam, kletste hij nog twee uur tegen zijn Barbara aan (‘En toen zei ik hatseflats, nog een miljard erbij!’). Om zes uur had Barbara er genoeg van: ‘Nu even luisteren, meneer de Superman! Ik val ook om. Het is die bank of ik!’
We weten hoe dat afliep.
Daar hoeven we bij Jeroen Dijsselbloem niet bang voor te zijn. Die is de nuchterheid zelve. Die zal nooit roeptoeteren hoe hij Europa redt. Toen mevrouw Dijsselbloem bij de slager in Wageningen stond en een onsje leverworst bestelde, moest ze van de slager horen dat haar man de SNS bank had gered. Ze haalde haar schouder op en deed haar leverworst in een grote rode tas, waarop DIRK stond.
Aan Jeroen zie je niks. Nooit. Hij is Stoa in eigen persoon. Een sfynx. Een ambtenaar. Hij doet alles zonder theater. Dat is echter niet altijd zo geweest.
Er was een tijd dat hij gehaat werd. Marcel van Dam noemde hem de ‘Wilders van de PvdA’ en in diverse linkse spelonken noemden ze hem een fascist. Hij genoot van die rol. De knuppel had hij altijd in de hand. En het hoenderhok ontving die knuppel met graagte.
Maar dat was ineens voorbij. Vijf jaar terug ging hij zwijgen. Niet een beetje. Nee. Indrukwekkend zwijgen. Van een ondeugende glimlach was geen sprake meer. Hij werd serieus, bloedserieus. Toen ik hem een keer voor de PvdA Utrecht mocht toespreken, zei ik dat ik hem miste:
Jeroen, waarom hou je je stil?
Je bent dood, monddood.
Wees weer een god, geen schaap.
Wees een wijzer, niet iemand die is geweest.
Na afloop legde hij een vaderlijke hand op mijn schouder. ‘Marcel…’ Ik dacht dat hij zou zeggen: ‘kom jij even mee naar buiten?’ Maar hij zei niks. Hij glimlachte. Een veelbetekenende glimlach. Daarmee zei hij eigenlijk: wacht maar af. Ik leg de roeptoeter neer. Je mag hem hebben. Ik ga nu voor de macht. And so he did.
Jeroen Dijsselbloem. Gewone jongen die thuis zijn leverworst in de mosterd doopt. Hij haalt even diep adem, kijkt zwijgend naar het Journaal en trekt langzaam zijn stropdas los. Mevrouw Dijsselbloem doet haar schort af en gaat naast hem zitten. Je ziet zijn kinderen denken: wie is die man? En dus zegt hij: ‘Ik ben jullie vader. De man die hier soms het vlees snijdt.’
Marcel Duyvestijn noemde zichzelf ooit Dijsselbloemist.