Wanneer ik anti-linkse mensen hoor foeteren tegen de maakbare samenleving moet ik altijd een beetje lachen. In hun haat vergeten ze namelijk hun eigen ideaal. Onder de terreur van het neoliberalisme is de maakbare samenleving ingeruild voor het maakbare individu. Iedereen kan op eigen kracht schitteren, wie dat niet doet moet op de juiste manier aangespoord worden – al dan niet door de staat. De bespottelijkheid van dit idee wordt keihard duidelijk in de huidige crisis. Bijstandsgerechtigden worden tegenwoordig aangemoedigd positief te denken en vanuit eigen kracht uit hun benarde positie te komen. Lukt dat niet, dan worden ze gekort. Prikkelen heet dat.
Marcel van Engelen publiceerde in Vrij Nederland een ontluisterend stuk over de sociale dienst. Hij beschrijft hoe medewerkers op cursus leren hoe ze hun ‘klanten’ moeten coachen. ‘Sturen op zelfsturing’ heet dat, de titel van een ‘Handreiking voor re-integratieprofessionals’. De cursusleider spreekt alleen in gelikte pseudo-psychologische termen. ‘Wij’, ‘helpen’ en ‘samen’ zijn verboden worden voor de medewerkers. Ze zouden de klanten het verkeerde signaal geven dat ze er niet alleen voor staan.
De samenleving maken wij samen: in een democratie bepalen we met zijn allen hoe we zaken als onderwijs en zorg kunnen inrichten. We kunnen ons daarbij laten leiden door wetenschappelijke inzichten en zo proberen de best mogelijke samenleving te maken waarin zoveel mogelijk mensen een prettig bestaan hebben. De maakbare samenleving is zo niet alleen een prachtig ideaal, het is ook een logisch voortvloeisel uit het hele idee van een samenleving.
De leer van het maakbare individu veronderstelt echter dat je een individu kunt kneden zodat het beter past in de samenleving die we voor ogen hebben. Het is niet het geheel dat maakbaar is, maar alle deeltjes afzonderlijk. Motiveren en stimuleren zijn daarbij kernbegrippen. Wie niet meekomt, wordt genadeloos afgestraft. Of je je baan kwijtraakt vanwege de crisis of omdat je slecht werk leverde is daarbij irrelevant.
Overal in onze populaire cultuur wordt dit zelfredzame vertoog doorgegeven. We noemden het ooit the American Dream, het idee dat je ongeacht je afkomst alles kunt worden. Alsof klasse, sekse, leeftijd er niet toe doen en alle externe omstandigheden persoonlijk te overwinnen zijn. Rijke rappers in glinsterende muziekvideo’s tonen ons dat sociale mobiliteit bestaat. De zelfhulpindustrie verzekert je dat je met dagboeken en opdrachten ieder denkbaar doel in het leven kunt bereiken. Benefietshows vertellen ons dat je kanker kunt overwinnen door wilskracht. Makeoverprogramma’s leren ons dat het ik maakbaar is. Je hebt hooguit wat advies van experts nodig. Dat werkt. Uit mijn onderzoek met jonge meisjes komt naar voren dat zij vinden dat iedereen beroemd kan worden. Talent kun je leren, je uiterlijk kun je aanpassen. Gooi daar wat goede connecties bij en het recept voor celebrity is compleet.
Het welslagen van dit vertoog zie je goed terug aan de universiteit. Universitaire medewerkers zijn de ideale neoliberale subjecten. Ze zwoegen zelfstandig en gedwee aan hun publicaties en internaliseren de productienormen van de hedendaagse bedrijfsuniversiteit. Ze zijn altijd aan het werk en vinden dat niet erg, omdat ze menen voldoening uit hun arbeid te halen. Het uitblijven van succes zien ze als gevolg van persoonlijk falen, net als dat ze het behalen van succes toeschrijven aan de persoon.
Volgens de Franse filosoof Althusser is de universiteit een voorbeeld van een ideologisch staatsapparaat. De staat behoudt haar macht door via instituties een bepaalde ideologie over te dragen. Onder het kapitalisme gaat het daarbij om het doorgeven van de manieren van productie. Je leert op school bijvoorbeeld om op tijd te komen en je huiswerk te doen, zodat je later een goed functionerend radertje in de arbeidsmachine bent. Universiteiten en hun neoliberale knechten propageren daarmee dus geen linkse ideologie (al proberen sommige docenten dat wellicht), maar vooral een neoliberale manier van werken.
Het effect daarvan is zichtbaar in de manier waarop hoogopgeleide jongeren van nu omgaan met het lot van werkeloosheid. In plaats van speed te snuiven en ‘no future’ te kwelen zoals hun voorgangers in de jaren ’80, zijn ze ondernemend. Ze starten bedrijfjes en houden de moed erin. Het belangrijkste is dat je gelooft in jezelf. De boodschap die ze van ouders, media en school hebben meegekregen is dat je met hard werken alles kunt worden – precies de boodschap van de ‘participatiesamenleving’.
Alle sociaaleconomische tekenen wijzen erop dat die ideologie onzin is. Je krijgt een 54-jarige in deze tijd niet uit de bijstand met positieve coaching en de dreiging zijn uitkering af te pakken. De afwezigheid van werk is namelijk niet zijn schuld, maar het resultaat van een structurele crisis die hij niet heeft veroorzaakt. Pas wanneer we als gemeenschap inzien dat we die crisis samen moeten fixen, kunnen we hem te boven komen. Dan zullen duizend bloemen bloeien.
Linda Duits bevecht de macht volgens de regels van het systeem. Ze werkt als optimistische ZZP’er freelance voor bedrijven zoals de overheid en universiteiten.