Hij denkt wel eens aan dat rubberbootje. Diederik Samsom. Zijn haar wapperend in de wind. Hij trekt de rits van zijn groene windjack dicht, een scherpe blik op het schip dat vaten gif op zee loodst. God, wat was het leven eenvoudig. Bij Greenpeace bestonden geen compromissen, geen regels-zijn-regels. Greenpeace was altijd ergens tegen en dat maakte de wereld heel overzichtelijk. Je had zeehondjes en die waren zielig. En je had de vervuiler. En die moest bestreden worden.
Doos wur de dees. Diederik is nu partijleider. Hij is nu zelf de stuurman die het gif in zee stort. Althans, zo zien veel leden hem. Avond aan avond staat hij in zaaltjes tegen dezelfde mensen te roepen over de vluchteling. Als hij een keer thuis is, is hij eigenlijk ook niet aanwezig, want dan twittert hij met iemand uit Appelscha.
’s Avonds kijken Tineke en haar kinderen naar het nieuws. Dat is de enige manier om hun man en vader nog te zien. Ze zien hem dingen uitleggen. Ze zijn trots, maar hebben geen idee wat hij nu precies zegt.
Tineke slaat een arm om Bente, hun dochter. Ze ziet dat het niet goed gaat met haar Didi. Ze ziet de trouwe kompanen zich van hem afkeren. Dezelfde mensen die deur aan deur het evangelie van Samsom predikten. Didi maakte de PvdA immers groot, met het eerlijke verhaal. Nu staan diezelfde vrienden met bijlen op hem in te hakken, als was hij een zeehondje op een ijsschots.
De coalitie van VVD en PvdA houdt het wel vier jaar vol. Maar Diederik Samsom niet. Tenminste, als Didi niet heel snel verandert, zal hij of opgebrand zijn of weggestuurd door zijn eigen leden.