Het zou goed zijn als de pers een begin zou maken met het serieus nadenken over zijn verhouding tot een van de zwaarste vormen van embedded werk: het werken voor een inlichtingendienst, althans over het met een inlichtingendienst uitwisselen van informatie, zowel actief al reactief. Keer op keer zijn er, als weer eens opduikt dat een journalist voor de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst, de AIVD, bijklust, slechts verontwaardiging, verbijstering, ontkenning, om vervolgens over te gaan tot het opzetten van groothandels in struisvogels. Het zou beter zijn om eens serieus over ondergrenzen, ethiek en wettelijke kaders van de verhoudingen tussen pers en AIVD na te denken.
Dat vergt echter eerst de erkenning dat het hier om een serieus onderwerp gaat. Een onderwerp dat op enige schaal voorkomt bovendien. Op ieder willekeurig moment zijn er nooit minder dan enkele tientallen journalisten tegelijk voor inlichtingendiensten, vooral de AIVD maar ook de MIVD en de inlichtingen-eenheden van de politie, werkzaam. althans aan het bijklussen soms tegen betaling of onkostenvergoedingen, vaak om niet.
Enkele jaren geleden bracht Duits onderzoek van een rechter en een parlementair onderzoek, naar boven dat tientallen journalisten van mainstream persorganen ook in de 21ste eeuw vaak jaar in jaar uit bijklusten bij de BND voor substantiële vergoedingen. Per persoon 10-50.000 euro per jaar.
Onderzoek is nodig naar omvang, geschiedenis, verschillen met landen waar dit fenomeen wel onderzocht is. Een verschil van ons land met Duitsland is bijvoorbeeld dat Nederlandse inlichtingendiensten van oudsher veel gemakkelijker informanten kunnen werven waardoor er beduidend minder diep in de geldbuidel getast hoeft te worden. In de intelligence communities laat de AIVD zich er op voorstaan nooit een gebrek aan informanten te hebben. Er zouden, afgezet tegen andere landen, zelfs opvallend veel zelfmeldende informanten zijn. Iets wat uiteraard de prijs drukt.
Onderzoek is ook nodig naar ethiek en wet. Stel: je verneemt dat morgen iemand geliquideerd wordt; stel je bent op een jihad trainingskamp waar geoefend wordt met de plattegrond van het Mediapark in Hilversum op tafel, wat doe je dan? Ieder debat over welk contact dan ook met inlichtingendiensten wordt nu met een alles afstoppende struisvogel-verontwaardiging de grond in geboord. Er zijn meer kleuren dan slechts zwart en wit.
Na dat onderzoek kunnen er codes ontwikkeld worden, evenals lesmateriaal voor journalistieke opleidingen en zeker voor cursussen voor buitenland- en oorlogscorrespondenten.
Van belang is om aandacht te hebben voor de verschillende vormen waarin de AIVD via en in de pers werkt.
Basisgegeven is dat inlichtingendiensten wereldwijd graag de pers instrumentaliseren. Dat doen ze met meer beroepsgroepen die voor hun werk van belang zijn. Enkele andere voorbeelden zijn de koopvaardij en handelsreizigers. Jarenlang heeft de voorloper van de AIVD, de BVD, onder meer om deze reden van dit soort beroepsgroepen dan ook registers van allen werkzaam in zo een beroepsgroep bijgehouden. Dit wordt onder andere voor journalisten, whatever that may be, nog steeds gedaan.
Werken via de journalistiek is een bij inlichtingendiensten welkome werkvorm omdat journalisten kunnen opduiken op de raarste locaties en de raarste vragen kunnen stellen zonder dat dit welke verdenking dan ook oproept. Een positie waar iedere reguliere spion per definitie jaloers op is.
Dit is een hoofdreden waarom inlichtingendiensten graag via de pers werken. Er zijn echter meer vormen. Naast dit werken via de pers is er ook het werken in de pers met daartussen en daarnaast veel gradaties.
De hoofdgroep van activiteiten van de AIVD betreft het spioneren via de pers. De meest extreme variant infiltratie, komt zelden voor, en werken met informanten. Deze laatste vorm heeft zeker de omvang van meerdere tientallen journalisten op ieder willekeurig moment tegelijk en kent vele gradaties. De laagste vormen zijn totaal onmerkbaar.
Als de AIVD er voor kiest om een journalist die ze interessant vinden nog niet te benaderen kunnen ze proberen iemand in diens omgeving te positioneren, vaak een al werkzame informant. Op die manier zijn vragen indirect te stellen [en kan b.v. verkend worden of de persoon in kwestie benaderbaar is].
Een lagere vorm van deze gradatie zijn de briefingsgesprekken vlak voor internationale reizen, met/zonder ministers en/of Koninklijke familie of in het kader van internationale gebeurtenissen [politiek, economie/ sport, enz.].
Bij dat soort briefings is de AIVD altijd aanwezig, doorgaans op een hoger niveau dan alleen via al geworven informanten. De AIVD is daar aanwezig met gewone case-managers, gewone full-time AIVD-ambtenaren die daar hun werk doen.
Dit geldt in versterkte mate voor debriefingsgesprekken, na een reis of activiteit..
Een volgende gradatie kan zijn dat rondom die briefings- of debriefingsgesprekken er één op één gesprekken zijn met die journalisten die in de ogen van de AIVD interessant zijn. De AIVD-er maakt zich dan doorgaans bekend als [beleids]ambtenaar van een ministerie, compleet met pasje indien daar naar gevraagd wordt. Dit hoeft niet altijd een pasje van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zijn
Verlopen een of meer van die gesprekken positief en ziet de AIVD meer in die journalist dan wordt voorgesteld een keer een gesprek te hebben met een medewerker van de AIVD [omdat die dienst meer weet over de onderwerpen die in de gesprekken langskomen].
Tot hier lijkt alles reactief, informatieverstrekkend en ad hoc. Echte spionage wordt het zodra zo een AIVD-er voor een activiteit de vraag stelt om op een aantal zaken te letten of om dingen te doen. Zodra het actief wordt bereikt het het niveau dat de AIVD-er een runner wordt en de journalist een informant.
De volgende stap is naar regulier en/of tegen betaling. Gelet op, in de woorden van de AIVD, de grote vaderlandslievendheid hoeft er doorgaans door de AIVD niet veel betaald te worden. Zeker niet op het niveau van wat in Duitsland gebruikelijk is.
Een onbekendere vorm van AIVD spionage betreft het spioneren in de pers. Er zijn drie hoofdredenen waarom de AIVD in de pers geïnteresseerd is:
– Second opinion. Ze gebruiken de pers als maatschappelijke voelspriet, en willen dit soms tot op een groter detailniveau dan mogelijk is via het volgen van de publicaties. Ze willen snappen hoe redacties in onderwerpen staan. Het gaat dan om onderwerpen binnen de taken van de AIVD waar zij op basis van open bronnen en op basis van spionagewerk al tot assessments komen. Bestuderen hoe de pers in zo een onderwerp zit is voor hun een interessante en belangrijke second opinion.
– Monitoren van mogelijk te werven journalisten. Voor het VIA werk zoals hiervoor omschreven.
– Het maken van een voorselectie voor in tijden van uitzonderingstoestand voor nationale communicatie te vorderen journalisten. Ook dit is geen vreemd fenomeen. Dat vorderen kan bijvoorbeeld ook gelden voor KLM piloten en voor delen van de transportsector in het algemeen.
De wereld is niet zwart wit. Informatie aan de AIVD leveren is niet altijd een doodzonde. Dat niet doen kan in situaties zoals het genoemde voorbeeld zelfs strafbaar zijn. Wat wel een doodzonde is, is een reguliere band met de AIVD
Een belangrijkere doodzonde is niet stilstaan bij de rol van de AIVD binnen de journalistiek. In het verlengde hiervan is het ernstig dat de beroepsgroep journalistiek geen codes en geen lesmateriaal ontwikkelt.
In mijn kluis liggen een reeks van bewezen of toegegeven gevallen, waaronder een lid van een hoofdredactie van een landelijke krant; van een andere krant iemand die jarenlang op een eigen verslaggever gezet is; en van diverse media een rijtje buitenlandcorrespondenten. Daarnaast beschik ik over een rijtje namen van journalisten tegen wie ernstige verdenkingen bestaan [bij mij en/of bij collega’s van hen]. Gemiddeld worden mij per jaar 2-4 gevallen van verdenking gemeld.
Ook na dit artikel zal ik weer benaderd worden om namen te noemen. Dit zal ik niet doen. Namen noemen kan in beeld komen tegen de tijd dat de beroepsgroep volwassen met dit onderwerp omgaat. Tegen de tijd dat ethiek, codes en ondergrenzen vaste vorm krijgen. Pas dan is het mogelijk om een meetlat aan te schaffen. Nu komen met namen verengt het onderwerp tot een, al dan niet terechte, slachtbank voor enkelen. De struisvogel moet op de guillotine, niet de journalist.
Roger Vleugels is onderzoeker van inlichtingendiensten en specialist openbaarheid van bestuur