Een ongeëvenaard succes. Zo omschrijft Science Guide de lezing die Stephen Hawking afgelopen vrijdag in Utrecht gaf. Het was in ieder geval bijzonder dat de vanwege ALS aan zijn rolstoel gekluisterde, met een computerstem sprekende fysicus in ons land opdook. De kaartjes waren in no time uitverkocht. Want Stephen Hawking zien, dat heeft toch iets van een avondje kreunen met Barbara Streisand, of nog even snel naar Mick Jagger. Daar moet je geweest zijn! Volgend jaar kan-ie dood zijn! Waaruit maar weer eens blijkt dat zelfs bèta’s niet ongevoelig zijn voor heiligenverering.
Braaf luisterde een volgepakte zaal naar zijn lezing over ‘The Universe as a Hologram’. Een lezing die de aanwezigen ruimschoots boven de pet ging, vertelt Science Guide: ’Hoewel iedereen aan Hawking’s lippen hing, leek het erop dat alleen Nobelprijswinnaar ’t Hooft het tot in de details kon volgen.’ Maar ach, wat geeft dat. Men kwam om het orakel te bekijken.
En er was gelegenheid tot vragen stellen. Hebben wetenschappers een verantwoordelijkheid om hun kennis te delen met het brede publiek? Hawking, die dus net een demonstratie had gegeven hoe je dat in ieder geval niét moet doen, gaf als antwoord (ik citeer weer Science Guide):
“Het is belangrijk dat iedereen een goed begrip heeft van wetenschap en technologie omdat ze de wereld veranderen. Het is van enorm belang dat die ontwikkelingen de goede kant op gaan, en in een democratie is het belangrijk dat iedereen een goed, afgewogen oordeel kan vellen, niet alleen de experts. De meeste mensen snappen natuurlijk de details van de theoretische natuurkunde niet, maar iedereen moet een beeld hebben van het universum en onze plek daarin.”
En daarop volgde een lange staande ovatie. Merkwaardig. Want het is natuurlijk prietpraat wat Hawkins daar zegt. De standaard prietpraat waar wetenschappers op zulke momenten wel vaker mee komen.
Dat de wetenschap de wereld verandert, en nog zal veranderen, da’s een open deur. Dat die ontwikkeling de goede kant op gaat, kunnen we alleen maar hopen. En dat burgers een afgewogen oordeel moeten kunnen vellen, en dat ze niks begrijpen van de details van de theoretische natuurkunde, da’s allemaal duidelijk. Maar om een oordeel te kunnen vellen, om die wetenschap en technologie in de juiste richting te duwen, hoeven burgers ook echt geen ‘beeld’ te hebben van ‘het universum en onze plek daarin’. Dat is lariekoek. Toegegeven, het is een onderwerp waar natuurkundigen graag over praten. Over wat de wetenschap ons wel niet allemaal geleerd heeft. Over hoe groot het heelal is. En hoe klein de mens is. En dat we niet geschapen zijn, maar het toevallig resultaat zijn van evolutie. En dat het heelal misschien maar één heelalletje is naast ontelbaar veel andere heelallen! En misschien is ook dat niet waar, en is de werkelijkheid een hologram van een hogere dimensionele orde! Sjeminee!
Uren kunnen theoreten daarover babbelen. Fascinerend en indrukwekkend vinden ze dat soort overpeinzingen – en zichzelf. Het is ze gegund. Ieder zijn afwijking. Maar wat moet de burger met dat ‘beeld’? Een mens blíjft niet van zijn stoel vallen van verbazing. De meeste burgers weten inmiddels wel dat we hier per toeval zijn, en dat het heelal heel groot en kaal en leeg is. En ze kunnen er niks mee. Dat ‘beeld’ zegt natuurlijk he-le-maal niets over waar de vraag om draait: wat moet de burger van wetenschap weten? Aangevuld door Hawkins met: hoe kan de burger rationele invloed uitoefenen op de richting waarin de wetenschap ons stuurt? Daarvoor heeft de burger compleet andere informatie nodig. Geen lezing over multiversa, hologrammen of evolutie. Geen eredienst voor de grote geesten en de intellectuele wonderdaden die ze naar eigen zeggen dagelijks verrichten. De burger moet weten hoe de wetenschap functioneert. Ze moeten kunnen meepraten over wat er onderzocht wordt, op welke wijze dat gebeurt, hoe dat wordt betaald, wat er met de resultaten is gebeurd – en hoe we de kwaliteit daarvan kunnen controleren, zodat de burger de wetenschap kan vertrouwen. Dáárover zouden wetenschappers lezingen moeten geven. In begrijpelijke taal.
Maar helaas, daarover valt bijna niks te zeggen. De democratische middelen om over de ontwikkeling der wetenschap mee te praten, om haar ontwikkeling te sturen en haar kwaliteit te controleren, ontbreken op dit moment volledig. We verkeren nog steeds in het uiterst primitieve stadium waarin de gang der wetenschap bepaalt wordt door de wetenschappers zélf – met de uiterst gevaarlijke ontwikkeling dat commerciële belangen (van bedrijven, instituten, universiteiten) steeds grotere invloed uitoefenen op hun werk. En de burger heeft het nakijken. En ondertussen zijn er nog te veel wetenschappers à la Hawking die denken dat ze de mondige burger een dienst bewijzen door mooi te vertellen over ‘onze plek’ in de kosmos. Het wachten is op de wetenschapper die eerlijk bekent dat de ontwikkeling van de wetenschap véél te belangrijk is om aan wetenschappers zelf overgelaten te worden. Dat sturing en controle van buitenaf onmisbaar en vanzelfsprekend zijn. Als dat geluid klinkt, pas dan is een lange staande ovatie op zijn plaats.