De kiezer heeft zich woensdag in een raadgevend referendum kunnen uitspreken over het associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie. Alleen in ons land was er zo’n referendum. Alle andere EU-landen waren al akkoord gegaan. Omdat gisteren zo’n een zesde (ja: meer waren het er niet) van de Nederlandse kiezers tegen dat verdrag stemde, zitten regering en parlement nu met de brokken. Zij zijn daar zelf verantwoordelijk voor door indertijd akkoord te gaan met dat misbaksel van de referendumwet. Daar komt bij dat veel van de neezeggers dat ook deden om hun gram op de regering en de politiek te halen en veel van de thuisblijvers niets van een referendum moeten hebben.
Het was ook een rare campagne waar je niet vrolijk van werd. De bizarre acties van een aantal tegenstanders, die dikke subsidies van de overheid hadden gekregen. De Partij voor de Dieren adviseerde tegen te stemmen omdat Oekraïne veel plofkippen in huis heeft. Een andere groep liet wc-rollen bedrukken met smakelijke antiteksten.
Een heel bijzondere actie van het Burgercomité EU, één van de belangrijkste organisatoren van het referendum. “Oekraïne kan ons natuurlijk niet schelen”, zei de voorzitter van het Burgercomité, openhartig en onthullend, in een interview met NRC Handelsblad. De firma list en bedrog. Hij meldde ook dat hij tegen het Nederlands parlement is en dat hij de Nederlandse parlementariërs niet meer vertrouwde. Ik voelde zoiets al. Gewoon Den Haag een veeg uit de pan geven en anti-parlementarisme.
Zoals ik vorige week in mijn column schreef: “Het referendum is de bijl aan de wortels van de democratie”. In onze Grondwet ligt immers verankerd dat wij een parlementaire democratie hebben, waarin de wetgeving is opgedragen aan regering en parlement. Dat geldt ook voor verdragen.
Mr. Erik Jurgens (oud-lid van de Tweede en de Eerste Kamer) hekelde de opstelling van zijn PvdA. Hij zei verbijsterd te zijn over de opstelling van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer die zei zich te zullen neerleggen bij de uitslag van het referendum, hoe die uitslag ook zou luiden. Een soort weg-met-ons houding van die Kamerleden. Dat geldt – tot mijn grote verbazing – ook voor het CDA dat tegen dit referendum was.
Het referendum van gisteren was een raadgevend referendum. Een advies dus aan regering en parlement. Eigenlijk een slap aftreksel van een correctief referendum. Zo’n referendum was eerder voorgesteld door het kabinet-Kok. Het vereiste een wijziging van de Grondwet. Die is – velen herinneren zich dat nog wel – door de Eerste Kamer in een spannende nacht afgewezen. Gelukkig is zo’n beslissend referendum door het gedoe de afgelopen weken nu verder weg dan ooit. D’66-leider Pechtold wees daar eergisteren terecht op.
De regering zal zich nu gaan beraden. Dat zal wel een tijdje duren, maar dat is het ergste niet. Daarna zal er natuurlijk overlegd worden met het parlement en met Europa. Onze premier is een inventief man en men zal hem in Brussel ook wel wat gunnen. Maar plezierig is onze positie niet. In het overleg met het parlement zal – want dat is de kern van veel narigheid nu – moeten worden gesproken over de referendumwet. Dat is een misbaksel gebleken. Het referendum leidt tot illusies en teleurstellingen. Leidt ook tot spanningen over de positie van ons parlement. “Het referendum biedt geen gezonde basis om tot betere verhoudingen te komen”, zei vicepresident Donner van de Raad van State gisteren in Trouw. Dat was netjes gezegd.
Over Oekraïne, de mensen daar, die steun willen hebben voor de noodzakelijke hervormingen, waar Jelle Brandt Corstius dinsdag vanuit zijn gevoel en uit zijn hart over sprak, lees je in de commentaren weinig.