Dit land is het zat! Of toch niet? Ons miezerige polderlandje gaat zwaar gebukt onder criminaliteit van immigranten en hun nakomelingen. What else is new? De problemen worden niet of slap bestreden en al jaren klinkt de roep om een hardere aanpak van straatrovers, loverboys, overvallers en ander tuig. De politiek laat het nog steeds afweten, de politie faalt en de burger staat in de kou. Het is allemaal bekend. Hoe weerbaar is de Nederlander nu? Het is een oud stokpaardje, maar laten wij hem voor deze gelegenheid weer eens op zijn poten zetten; de maatschappij, dat zijn wij: stiekem het lafste volk ter wereld.
Veel Nederlanders zijn opgevoed met het idee dat zij het recht niet in eigen hand mogen nemen. Ga naar je ouders als je klappen krijgt, of naar de meester. Doe vooral niets zelf. Als het al te erg wordt, laat het liever over aan de politie, die knappen het wel op. Van die koude kermis zijn al velen thuisgekomen. Het blauw op straat is al jaren een lachertje. Doordat de politie andere prioriteiten heeft (zoals het bonnenquotum) en de politiek zich nog steeds bezig houdt met zelfcensuur en morele intimidatie (‘nazi!nazi!’) staat de burger nog steeds in de kou.
Veenendaal enzovoort
Weblog GeenStijl maakte recentelijk een schrijnend overzicht van de geweldsdelicten de afgelopen week in Veenendaal, een van de vele gemeenten waar de situatie onhoudbaar is geworden, zoals ook in Gouda, Almere, Ede, Venlo en Venray, Culemborg, Zaltbommel (waar zelfs de burgemeester moest onderduiken) en al die wijken in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht waar braaf gehoorzame landgenoten, zelfs jonge meisjes, worden beroofd en vernederd, in elkaar geschopt, bespuugd en uitgelachen. Een van de slachtoffers in Veenendaal is zelfs naakt op de rails gelegd. Niemand hielp hem. De voorbeelden zijn eindeloos. De cijfers hard en onmiskenbaar. Het lijkt de prijs die wij betalen voor tolerantie zonder regulering. De stank die wij als dank krijgen.
Het ligt aan ons
En nog steeds zijn er lieden die roepen dat het benoemen van deze problemen berust op xenofobie en vreemdelingenhaat. Niet de daders worden uitgekotst, maar de politici die daar wat aan willen doen worden bespot en door het slijk gehaald. Er worden serieuze studies geschreven waarin men wil aantonen dat Wilders eigenlijk ziek is. De daders -die zonder blikken of blozen een gezicht aan puin slaan- worden bestempeld als ‘rotjochies’ waar tonnen belastinggeld naar toe moet om ze te heropvoeden in speciale trajecten. Ze moeten gepamperd worden door straatcoaches die ze een arm om de schouder slaan. Sommigen beschouwen ze zelfs als slachtoffers van racisme door werkgevers, alsof het arme weekdieren zijn zonder ook maar enige verantwoordelijkheid. Idioten als Pechtold roepen ondertussen op om minder politie in te zetten. Het volk dat het zat is en op Wilders wil stemmen, wordt uitgemaakt voor dom en angstig, alsof die angst niet gegrond is. De impliciete boodschap is en blijft: het ligt eigenlijk allemaal aan ons.
Gehoorzaam
En wat staat er te gebeuren na al die jaren van wantoestand? Job Cohen, de personificatie van de mildheid, de man die nooit eens stelling zal nemen uit angst mensen voor het hoofd te stoten, oppersoftie en verkwanselaar van onze hoofdstad, is populairder dan ooit. Mogelijk wordt hij zelfs premier. Hier is alleen schaamte gepast. De Nederlander moet zich schamen voor zijn gebrek aan zelfrespect dat wordt gecompenseerd met een flinke dosis egoisme. Marcouch schreef al: ‘Die incasseringsgewoonte, daar moeten wij vanaf.’ Wij incasseren om het eigen hachie te beschermen. Het is geen wonder dat nieuwkomers geen enkele waardering hebben voor de bange Nederlander, dat laffe inheemse wezen, die altijd rationele, gehoorzame burger. En oh wat zijn we trots op onze moraal. Wij laten onze landgenoten rotten, want dat is moreel verantwoord, fatsoenlijk, correct, beschaafd. Wat een moraal! Wij zijn zo tolerant en begripvol geworden dat de assertiviteit in het geding is. Ondertussen vieren de criminelen feest. Marcouch noemt het ‘een overlevingscultuur uit de Marokkaanse berggebieden’. Ouders zeggen tegen hun kinderen: ‘Niet doen, of ik maak je dood.’ En daar zitten wij mee opgescheept.
Zelfrespect
Nooit zal de Nederlander in de praktijk eens solidair zijn met zijn landgenoten (een term die alleen nog maar op hoongelach kan rekenen). ‘We pikken het niet langer,’ wordt geroepen, maar niemand voegt de daad bij het woord. Omdat het zo barbaars en not done is om het recht in eigen hand te nemen. Is het niet stukken immoreler om je medemens te laten stikken? Om de slachtoffers een dikke middelvinger te geven? Zoek het zelf maar uit! Krijgen zij te horen. Bekijk het maar met je blauwe plekken, kneuzingen en eventueel opgedaan angsten na een afranseling. En ondertussen gehoorzamen wij braaf. Men kan zich afvragen of wij eigenlijk nog wel respect verdienen. In veel reactiepanelen van (provinciale) kranten werd in bewondering opgekeken naar de Nederlandse Molukkers die een burgerwacht vormden in Culemborg om hun medeburgers te beschermen. Zoiets zul je de Nederlander niet zien doen. Daar is hij te egocentrisch voor, teveel een individualist die schijt heeft aan zijn medemens. Een burgerwacht, vaak is dat al genoeg: schouder aan schouder staan. En het was genoeg. In die doorwaakte nachten in Culemborg haalde geen nieuwe Nederlander het in zijn hoofd een meisje aan te rijden, te bespugen of met stenen te bekogelen, zoals dat dagen daarvoor wel was gebeurd. Geen knokploeg, maar een groep bezorgde en solidaire burgers die alleen handelen uit zelfverdediging. Blijkbaar leefde er onder de Molukkers nog wel een eergevoel, een vorm van zelfrespect die dicteerde: dit laten wij ons niet gebeuren.
Hoe lang zal het nog duren voordat dit zelfrespect eens opkomt bij de bange autochtoon? Want zolang wij blijven leunen op falende overheden, en geen solidaire, weerbare maatschappij vormen, zullen de komende jaren nog heel wat slachtoffers gaan brengen. En ondertussen blijven we roepen ‘Dit land is het zat!’ We klagen in talkshows en schrijven tijdschriften vol. En dan zal de grote Cohen spreken zoals hij dat al jaren doet: ‘Jongens, laten we toch vooral de boel bij elkaar houden…’