Jeroen Pauw won de Sonja Barend Award voor zijn interview met PVV-politica Fleur Agema. Een groot meningenman ben ik niet, maar ik had aan andere gedacht. Het enige wat Pauw deed was Agema irriteren en voor het boosmaken van een PVV’er heb je geen studie econometrie nodig. Je roept gewoon iets als: ‘Hoi Fleur, die Zwarte Piet kan echt niet meer’ of je zegt dat je de genuanceerde programma’s van de VARA altijd zo waardeert. Het interview was wel vermakelijke tv, puur omdat de knappe politica dertig minuten lang boos was, maar een goede interviewer legt de gast lekker in een comfortabel badje en gaat dan subtiel spetteren met een beetje koud water.
Omdat ik toevallig in de jury zat (wat een heerlijke, quasi terloopse zin. In werkelijkheid zat ik zwetend voor de tv of Matthijs tijdens de uitreiking mijn naam wel noemde…. ‘Hoor dan, hij zegt het gewoon; ja ja ja’…), heb ik al die genomineerde interviews goed bekeken en mij beviel het inlevende werk van Sophie Hilbrand en de onbekende Jos Slats. Laatstgenoemde stroopte voor Brandpunt heel subtiel het papier-maché masker van Eberhart van der Laan van zijn hoofd.
Als het aan mij ligt, en dat ligt het gelukkig nooit, had ik die onbekende Slats een Sonja Barend Award gegeven en zou ik voor Jeroen een nieuwe prijs regelen: De Tussenzin Award. Pauw zette namelijk afgelopen week de, serieus in vergetelheid geraakte, tussenzin weer volledig op de kaart. In elke uitzending van het – sorry Humberto – steeds beter wordende Pauw strooit de hippe woonbootbewoner gretig met zinnetjes die zijn uitzending echt…ehhh… opfleuren. Afgelopen week was het interview met Max-baas Jan Slagter daar een goed voorbeeld van.
Op zich was het een redelijk saai gesprek met antwoorden die je van mijlenver zag aankomen (‘Bananasplit is top’), maar de goed getimede tussenzinnen maakten het gesprek heel goed te verteren want zelfs Slagter ging relativeren. De kunst van een goede tussenzin is dat hij losstaat van het interview en het liefst is hij een beetje meta. ‘Dat is nooit een pretje, een gesprek met een PvdA’er’, zei Pauw opeens tussendoor toen Slagter vertelde dat hij zijn contacten in de politiek opzocht om te strijden tegen de anti-amusementsplannen van Dekker. Nadat hij later Linda bij Johnny de Mol introduceerde als zijn zus, in plaats van zijn tante, zei hij ineens: ‘wat zit ik toch lekker in die showbusiness’. Ook murmelt de vrouwenman regelmatig iets over de kleine hoeveelheid kijkers van zijn programma (sinds hij dat doet, kijken er steeds meer mensen).
Wat mij betreft kan die tussenzin vaker en bij voorkeur voor, PowNewsachtig, incorrecte doeleinden. ‘Wat een kutvraag van me eigenlijk’, zou ik graag nog eens horen van een interviewer. Of in het geval van de voetbalvragensteller: ‘liggen die clichéantwoorden aan de voetballer of aan mij?’ Ook een goede kandidaat voor zo’n prijs is trouwens Wilfred Genee die nog wel eens iets murmelt als Gijp of Derksen al bezig zijn aan een puntig antwoord. Onlangs ging het over KNVB-directeur Bert van Oostveen die nogal wat dictatoriale trekjes schijnt te hebben waarna Genee ineens brombeerde: ‘een soort Fons van Westerloo dus (Genee kreeg ooit straf van de omroepbaas omdat hij aankondigde RTL te verruilen voor Talpa). De judoleraar van mijn zoon is ook een hele goede tussenzinnenman trouwens. Hij gooit er allemaal mompelzinnen uit waar de leerlingen niets aan hebben, maar de ouders met gevoel voor ironie wel. ‘Judo en kletsen gaan slecht samen’, ‘dankzij judo weeg ik nog steeds 83 kilogram’.
De longlist voor zo’n award stel ik met liefde samen want het jurylidmaatschap smaakt naar meer. Ik zou in dat geval wel pleiten voor iets meer echte grachtengordelclichéjurydingetjes want dan kan ik eindelijk mijn voetbalkantine-jas in een diepe kast leggen. Dus graag een lange vergadertafel in zo’n grachtenpand met hoge plafonds, Job Cohen die allerlei vage dingen zegt en veel mevrouwen van middelbare leeftijd met van dat lokale bibliotheekhaar. Nu zat ik gewoon weer in mijn eentje allerlei tv-programma’s te bekijken en dat doe ik eigenlijk al mijn hele leven.