In de SP zeggen we: een rechtse intellectueel is een ‘contradictie in termen’. Dat bestaat gewoonweg niet. Martin van Hees, Patrick van Schie en Mark van de Velde zijn intellectuelen in de VVD. In het boek Neoliberalisme. Een politieke fictie, dat vandaag verschijnt, beweren zij dat het ‘neoliberalisme’ niet bestaat. Critici van de VVD zouden dit woord te onpas gebruiken, zonder dat duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld, zonder dat die critici zélf enig idee zouden hebben wat dit betekent. U hoeft geen psycholoog te zijn om het te zien: de VVD zit duidelijk in de ontkenningsfase. En u weet ook: genezen begint met accepteren. Dat geldt ook voor neoliberalen.
Het boek begint veelbelovend. De VVD’ers leggen de schuld van alle probleem bij de SP, in het bijzonder bij Jan Marijnissen. Die zei in 1994 dat de eerste regeringsverklaring van het kabinet Kok I de presentatie was van een neoliberale toekomst. Deze ideologie werd volgens Marijnissen niet alleen omarmd door de VVD, maar ook door de PvdA, het CDA en D66. Na dit goede begin wordt het boek echter snel minder. De auteurs klagen dat helemaal niet helder is wat met dat neoliberalisme wordt bedoeld. Daarbij verwijzen zij naar een discussie die in december 2013 over dit onderwerp werd gevoerd in Socialisme en Democratie, het blad van het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Vrienden van de VVD, u zou intussen toch beter moeten weten. Helderheid zoeken bij de PvdA? Ga dan liever te rade bij de SP!
Het beginselprogramma van de SP, Heel de mens uit 1999, is volgens mij heel helder: ‘Volgens de neoliberale ideologie dienen het maatschappelijke leven en de maatschappelijke ordening zoveel mogelijk te worden overgelaten aan de krachten van de vrije markt.’ Daar hebt u de definitie waar u om vroeg. Als u nou eerder had gebeld. Maar ik snap de verwarring wel. Want het neoliberalisme brak door onder Wim Kok, een sociaaldemocraat, en werd voortgezet door Jan Peter Balkenende, een christendemocraat. In de VVD noemt niemand zichzelf neoliberaal en toch krijgt dit ‘neoliberalisme’ de schuld van zowat alles, zo blijkt uit ook uw boek: ‘Vermarkting, graaicultuur, bureaucratisering, kredietcrisis, verschraling van de arbeidsverhoudingen, morele crisis, het verdwijnen van de sociale cohesie, en de teloorgang van het onderwijs.’
Het voorvoegsel neo – Grieks voor ‘nieuw’ – impliceert een afscheid van het oude. Dat gold in ieder geval voor premier Kok, die de PvdA in 1995 de ideologische veren afwierp en een politiek ging voeren van meer markt en meer managers: vermarkting van de energie, het openbaar vervoer en de woningcorporaties, meer marktprikkels in de zorg, het onderwijs en de sociale zekerheid. Dat is een politiek die burgers behandeld als consumenten en publieke diensten ziet als bedrijven. De PvdA ging een neoliberaal beleid voeren. De sociaaldemocraten geloofden niet meer in sociale betrokkenheid en emancipatie, verkleining van de verschillen, spreiding van kennis macht en inkomen. VVD’ers vonden dat prachtig, maar veel sociaaldemocraten hadden het daar moeilijk mee. Die moesten afscheid nemen van hun idealen, of van hun partij.
Het CDA verging het al niet veel beter. Dat merkte premier Jan Peter Balkenende toen hij in 2002 een debat wilde starten over ‘waarden en normen’ – een discussie die door toenmalig VVD-leider Gerrit Zalm werd afgedaan als ‘tegeltjeswijsheid’. De SP was destijds één van de weinige partijen die deze discussie van harte aanmoedigde, maar ik zag ook meteen een valkuil. De ‘vrije markt’ bevordert zelf al een sterke moraal. Zij doet een beroep op het individu, bevordert concurrentie tussen mensen en richt de blik vooral op de korte termijn. Invoering van marktprikkels betekent dat er minder ruimte is voor gemeenschapszin, samenwerking tussen mensen moeilijker wordt, evenals investeringen in innovatie en duurzaamheid. Dat waren juist de waarden die Balkenende zo graag wilde bevorderen, maar ook gedrag dat door zijn neoliberale beleid ongedaan werden gemaakt.
De VVD had van dit soort discussies allemaal geen last. Dit was immers allemaal VVD-beleid. En nu hebben we met Mark Rutte ook nog een premier van de VVD. Dus ik had eigenlijk een heel ander boek verwacht, waarin de VVD zou schrijven over de successen van het neoliberalisme. Maar dat deed de VVD niet, de partij beweert in tegendeel dat het neoliberalisme helemaal niet bestaat. Eerst dacht ik nog, misschien schamen ze zich voor hun eigen succes, maar dat leek me eigenlijk niets voor de VVD. Misschien schamen ze zich voor de gevolgen van het neoliberale beleid: de eurocrisis, de huizencrisis, de bankencrisis, ook voor veel VVD’ers zijn het moeilijke tijden. Of is hier wat anders aan de hand? Begint de VVD wellicht te twijfelen aan zichzelf? De PvdA en het CDA geloofden ook niet meer in zichzelf, maar geloofden daarna des te meer in het neoliberalisme van de VVD. Maar hoe moet dat nu verder, als ook de VVD daar niet meer in gelooft? Straks is het enige wat nog overblijft het socialisme van de SP.
Laten we om te beginnen vaststellen dat dit een historisch boek is, het begin van de twijfel bij de VVD, de aanvang van het afscheid van het neoliberalisme. Dat is een moeilijk en pijnlijk proces – dat zagen we bij het CDA en de PvdA. Maar misschien is dit ook het begin van een ‘herbronning’, een herbezinning op de beginselen van de VVD. Waarin wordt nagedacht over hoe mensen zoveel mogelijk zeggenschap kunnen hebben over de samenleving en hun toekomst zoveel mogelijk in eigen hand kunnen nemen, bijvoorbeeld door goede publieke diensten en sociale zekerheid. Waarin wordt nagedacht hoe de VVD niet alleen een lobbypartij is voor markt en manager, maar een Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Ik heb dit boek met veel belangstelling gelezen. Neoliberalisme. Een politiek fictie is een belangrijk boek, de start van een ideologische therapie in de VVD. Maar ik zie ook uit naar het volgende boek, waarvoor ik alvast een titelsuggestie wil doen: Sociaal liberalisme. Een hele verbetering.
Dit is een bewerkte versie van mijn toespraak bij de boekpresentatie.