Ik kan geen Abraham meer zien! Niet alleen de partij is 50 jaar, ik ben het zelf ook. Voor de partij een verdienste en een feest. Voor mij persoonlijk is dat toch wat minder. Goedgemutst kwam ik hier vanmorgen de RAI binnenwandelen, loop ik iemand tegen het lijf die zegt: ‘Tja, die houdbaarheidsdatum he…’ ‘Die van u?’, probeerde ik nog. Want die van mij is niet in zicht en komt niet in zicht… Die is al jaren verstreken.’ Maar zo makkelijk kwam ik er niet vanaf. Toen was de vraag: ‘Ze zeggen dat u de partij nogal dictatoriaal leidt.’ ‘Onzin’, zei ik, ‘dat valt reuze mee. Al die geruchten heb ik keihard de kop ingedrukt’.
Democraten, ieder heeft zo z’n beeld van de eerste momenten van D66. Voor velen is dat de man in de regenjas mijmerend over de grachten. Voor mij is dat een ander beeld. Letterlijk, een beeld. Dit beeld. Van Mierlo die na twee volle congresdagen de leiding nam in een vrolijke chaos en de Tweede Kerstdag tot werkdag probeerde te maken. En dat deed hij hangend in een kunstwerk van Carel Visser, een constructivistische kunstenaar. Constructief…
Kunst… Daar herken ik me wel in. Toen ik het beeld hier vanmorgen in de hal miste, verzekerde de directie van de RAI mij dat dit voor ons historische monument, dit icoon uit de Nederlandse, politieke canon, een prominente plek heeft gekregen. In de hal van P4, de parkeergarage. Als kunstliefhebber en woordvoerder cultuur zou ik niet snel in een kunstwerk gaan hangen. Het is niet nodig ook, zo’n derde congresdag, zoals toen. Al hebben jullie hard je best gedaan met ruim 700 amendementen. Die vrolijke chaos is er gelukkig nog wel, maar na 50 jaar ervaring en enige professionalisering zijn we erin geslaagd in twee dagen en met bijna 250.000 stemmen in de e-voting een mooi verkiezingsprogramma vast te stellen. Daarmee gaan we de kiezer zeker overtuigen.
Congres, “Het is een dankbaar en bemoedigend teken dat zovelen hun engagement met de ideeën van D’66 tot uitdrukking brengen in hun aanwezigheid hier.” Zo sprak Hans van Mierlo op het allereerste D66-congres precies op deze plek. Ik vind het geweldig dat we dit weekend met letterlijk dui-zen-den partijgenoten samen zijn. Met dezelfde bevlogenheid. De opdracht die ons wacht, is niet gering. Die is onverminderd dezelfde als 50 jaar geleden. Op 15 september 1966 klopt een groep verontruste mensen op de poorten van het Binnenhof. Erik Visser, Erwin Nypels, Hans van Mierlo, Herman van Beekhuizen, Betty van Lookeren Campagne en Pieter Fetter U ziet ze hier met het Appèl in de hand. Ze staan niet op de Dam. Ze staan niet op het Malieveld. Ze staan op het Binnenhof. Wie Nederland wil veranderen, moet in het hart van de democratie zijn. Hun ambities liegen er niet om. Hun appèl is een vurig pleidooi voor een overheid, een politiek, die niet langer over mensen spreekt, maar met mensen.
Jullie zullen ook wel eens de vraag krijgen: wat heeft D66 bereikt in 50 jaar? Wat is er van de idealen uit ’66 terechtgekomen? Het ging de voorgangers om democratisering van de macht. Dat macht nooit vanzelfsprekend kan zijn. En het ging om een zo groot mogelijke vrijheid van het individu. Met erkenning van een medeverantwoordelijkheid voor het lót van anderen. Dat is het ware sociaal-liberalisme. De rode draad in al ons denken en handelen. Hebben we alles bereikt wat we wilden? Nee. Wat onze oprichters voor ogen stond, de grote doorbraak bij de vernieuwing van onze democratie, nee, die is er niet. Dat was ook lastig. Met gemiddeld 10 procent van de kiezers achter ons en drie onwillige, oude machtspartijen, die hun eigen macht niet ten gunste van mensen willen afstaan. De nachten van Wiegel en Van Thijn zijn krassen op onze ziel, maar ook krassen op hún blazoen. En op die van hun partijen. Met het staatshoofd uit de formatie, en binnen handbereik: de benoeming van de burgemeester uit de Grondwet en het correctief referendum, dat échte referendum, is er reden om trots te zijn.
Maar nog belangrijker vind ik het forceren van Paars. Het doorbreken van de vanzelfsprekendheid van macht. Van een partij, die al 70 jaar die macht in handen had. Paars zelf was een mijlpaal, maar wat Paars tot stand bracht, was dat zo mogelijk nog meer. Het homohuwelijk. Euthanasie. Patiëntenrechten. Vrije winkeltijden. Mensen gaan er nu zélf over.
En niet de overheid. En niet het vanzelfsprekend gezag. Die waarde, zelfbeschikking, is onze leidraad. Bij het spreekrecht voor slachtoffers in de rechtszaal. Maar ook bij taalles voor vluchtelingen, zodat ze zich zelf kunnen redden. Meer vertrouwen voor de docent en dus minder onderwijsinspectie. Of bij de pensioenen waar dankzij ons mensen zelf meer aan het roer staan. Kortom: allemaal voorbeelden van democratisering van de samenleving. Zeggenschap over je persoonlijk leven is het hart van ons denken. Dat was het. Dat is het. Dat blijft het. En ik zou het heel mooi vinden als we in die traditie ook mensen met een voltooid leven een waardig levenseinde gunnen.
Democraten, 50 jaar geleden waren wij de stem van ongerust Nederland. Mensen zijn nog steeds ongerust. Weer teleurgesteld. In dé overheid, dé politiek. In hun daar in Den Haag en hun daar in Brussel, die wel praten, maar niet luisteren. De vraag is: worden ze gehoord? En door wie? En wie antwoordt ze? Wij, Democraten ’66, of de populisten? De politieke belletjetrekkers zoals in Engeland, waar ze de Britten Europa uit duwen, maar weghollen voor de consequenties. Een politieke pyromaan als Donald Trump, die scheldend en vrouwen beledigend,een land in brand zet. En de uitslag van verkiezingen alleen accepteert als ie zelf wint. Of een politieke oplichter als Geert Wilders, die nog nooit iets heeft waargemaakt.
Als ik op straat loop, is er altijd wel iemand die me wil provoceren en roept: ‘Wilders!’ Dan steek ik de straat over. En ga in gesprek. En na een paar minuten bozigheid trekken mensen vaak bij. Ze denken veel redelijker dan je zou verwachten als je naar de populisten luistert. Daarom zeg ik: ik blijf die straat oversteken. En daar leer ik ook van. Hoe mensen in de raderen van de samenleving zijn vastgelopen. Hun droom is in duigen gevallen. Die Nederlandse belofte. Dat als je hard werkt, je kansen pakt, je vanzelf wel een treetje hoger komt. Een vaste baan krijgt. Een koophuis. Een aardig pensioen. En je kinderen het straks beter hebben dan jij.
Die Nederlandse belofte staat onder druk. En populisten spelen daar behendig op in. Maar ik ben ervan overtuigd dat wij die mensen, doodgewone Nederlanders, die middenklasse, méér te bieden hebben met onze plannen, met onze houding. Dat mensen te porren zijn voor een optimistisch verhaal. Voor een politiek die meer is dan boe roepen of tegen stemmen. Voor politici die de democratie en de rechtsstaat koesteren en niet ondermijnen. Ik neem het op tegen politieke oplichters, die het nepparlement het liefst vervangen door peilingenopportunisme. Die de oorlog verklaren aan zogenoemde elites. Die de onafhankelijkheid van onze rechters in twijfel trekken. Die geen enkele waarde meer hechten aan deskundigheid. Die feiten wegzetten als onwelgevallige meninkjes. Die het compromis de redelijkheid, de nuance, verdacht maken. Die, kortom, de maatschappij ontwrichten. Dat laat ik niet gebeuren!
Ik wil opbouwen, niet afbreken. Omdat ik geloof in idealen en niet in angstvisioenen. Omdat ik mensen bij elkaar wil houden. Omdat ik hecht aan een vrije samenleving waarin iedereen meedoet en niemand wordt uitgesloten. Al tien jaar bestrijd ik extremisme. En daar ga ik mee door. Want Democraten, dat staat er op het spel, dáár gaan de verkiezingen over.
Slaan we de weg in van verdeeldheid en vervreemding? Of gaan we voor de open samenleving, voor vrijheid in verbondenheid? Conservatieve partijen buitelen over elkaar heen om het ware Nederlanderschap te claimen. Is Nederland nog wel Nederland? D66-ers kijken daar altijd wat ongemakkelijk bij. Ons verhaal over een levende identiteit, over de open samenleving is nu eenmaal genuanceerder dan het beeld van molens, tulpen en zeker Zwarte Piet. Die kruistocht van Halbe Zijlstra, wat een treurigheid, wat een liberale leegheid.
De vraag wat ons bindt, die kunnen wij, die wil ik niet overlaten aan de PVV. En ook niet aan het CDA. En ook niet aan de VVD. We hebben gezien wat er van komt als die partijen het samen eens zijn. Rutte-I was het meest xenofobe, en daarmee het meest on-Nederlandse kabinet in decennnia. Want toen vroegen ze zich in het buitenland af: is Nederland nog wel Nederland? Plaatsvervangende schaamte hadden we. En vijf jaar later sluiten Rutte, Zijlstra, Schippers, het nog steeds niet uit. 76 zetels en ze doen het zo weer. De sorry’s van de gebroken-belofte-premier heb ik geaccepteerd, maar die sorry voor dat rampkabinet heeft Nederland nog steeds van hem tegoed.
Partijgenoten, ik laat graag zien dat wij onze geschiedenis, onze cultuur, onze identiteit anders en beter op waarde schatten. Dat Nederland niet weer Nederland wordt als we de grenzen op slot doen, de moskeeën sluiten, een gedachtenpolitie de straat op jagen en iedereen op christen-democratische dienstplicht sturen. Ik laat graag zien dat er een alternatief is voor het platte, pleur-op-populisme. Hoe hard je ook roept, migratie is van alle tijden. En van alle continenten. En in een samenleving, waarin nieuwe culturen ons blijvend beïnvloeden, is een gezamenlijke band inderdaad moeilijk te smeden. Moeilijk, ja, maar niet onmogelijk. “Ich bin ein Berliner”, zei Kennedy. Hij sprak over de vrije ziel van de Duitse stad, waarmee hij zich, ook als Amerikaan, verbonden voelde.
Wie identiteit reduceert tot een paspoort, tot dat kleine boekje dat je afhaalt bij de gemeentebalie, doet Nederland tekort. Wat ons bindt, wat ons Nederlander maakt, ligt zowel vóór als achter ons. En is altijd in beweging. We hebben de Nederlandse geschiedenis en cultuur in de rug. Daar hoort trots en schaamte bij. Vieren en herdenken. Gouden momenten en zwarte bladzijden. Zonder kennis over ons slavernijverleden of onze rol in Nederlands-Indië komen we niet vooruit. Mijn vader moest als Brabantse jongen in Indië vechten. Het veranderde zijn leven. Ooit zei hij tegen me: “Ik werd erheen gestuurd voor God, Koningin en vaderland, maar het blinde geloof in de eerste twee heb ik daar achtergelaten.” Mijn vader geloofde in het recht van de Indonesiërs op hun eigen land, hun eigen identiteit.
We hebben in Nederland zo’n rijke, maar vaak onbekende geschiedenis. Wat wij zo oer-Hollands vinden is vaak import, smeltkroes, diversiteit. En dat is prachtig. Het koningshuis, nationaal symbool, komt voort uit het Franse vorstendom Orange, kent Brits, Russisch en veel Duits bloed. En de volgende koningin is half Argentijns. Onze grootste schilders, Rembrandt, Van Gogh, Mondriaan, we hebben ze zelf niet altijd op waarde geschat, maar na internationale bewondering werden ze nationale trots. Overal ter wereld vieren ze hun Onafhankelijkheidsdag. Laten wij dat ook doen. Wij hebben ook onze Declaration of Independence, het Placcaet van Verlatinghe, waarmee we in 1581 de Spanjaarden de deur wezen. Laten we onszelf weer ontdekken. Zelfbewust in het leven staan. Dan kunnen we veel meer aan. Dan worden we niet zo snel uit balans gebracht. Zijn we minder angstig voor nieuwe invloeden. Populisten trekken Nederland terug achter de dijken, maken Nederland klein, zijn trots tot de grens. Wij maken Nederland groot. Wij zijn trots over grenzen heen. Wij zijn onbegrensd trots.
En ik verdedig onze vrijheden. Als het gaat om de gelijkheid van man en vrouw, van homo en hetero, gelijkheid of je gelooft of niet, dan ben ik een orthodox gelovige. Noem mij dan maar een fundamentalist. Daar zit ook niet het grote verschil met VVD en CDA. Openstellen betekent ook bij ons elkaar grenzen stellen. Maar het verschil met die partijen zit wél in hoe we omgaan met mensen uit andere culturen. Daarin toont een land z’n ware aard, z’n ware identiteit. Kun je verwachten dat derde-generatie kinderen van Marokkaanse en Turkse migranten zich Nederlands voelen als ze telkens‘pleur op’ te horen krijgen?
Integratie kost tijd. Ik heb het altijd gezegd, en ik blijf het zeggen. Je kunt van een getraumatiseerde vluchteling niet verwachten dat hij zich in twee weken aanpast. Dat is gewoon de realiteit. Als Rutte, Buma en Wilders – een Hagenees, een Fries en een Limburger – de multiculturele samenleving bij het grofvuil zetten, dan vraag ik hen: wat is Nederland dan? We zijn toch een land met verschillende culturen? Dat kun je problematiseren. Maar je kunt er ook het beste van proberen te maken. Die houding, die politieke overtuiging is voor mij niet onderhandelbaar. Het is de essentie van waar ik voor sta. Dat vind ik nou onze reden van bestaan.
Democraten, de verkiezingen in maart gaan ook over leiderschap. Over wat mensen verwachten van politiek leiders. Hoe zij dit land verder willen brengen. Is politiek niet meer dan problemen oplossen? Dat eeuwige mantra van Rutte? Wie zichzelf als premier reduceert tot monteur in een machinekamer, verschraalt de politiek tot een technocratisch ambt. Mensen verwachten toch dat een premier blijft nadenken over wat in de toekomst anders en beter kan? Ik kon het niet geloven toen ik Rutte bij de presentatie van zijn program hoorde zeggen dat hij klaar is met hervormen. Daar gaan we weer, dacht ik. Balkenende in 2010. En die liep toen op z’n laatste benen. Ja, Nederland staat er beter voor. Ook wij hebben daar vanuit de oppositie hard aan gewerkt. Maar meent Rutte werkelijk dat de klus geklaard is? Hij heeft een plan. Maar een plan is nog geen plan door er dat etiket op te plakken.
Wij zijn een land van mensen vol ambitie. Mensen die iets van hun leven willen maken. We zijn een innovatief land, dat groot is geworden door voorop te lopen, door vernieuwend te zijn. Door altijd weer de horizon te verkennen. Mensen verwachten van de leiders van dit land dat ze diezelfde ambitie tonen. Mensen verwachten ook van de leiders van dit land dat ze niet alleen de blik naar binnen, maar ook naar buiten richten. Het stormt om ons heen. We zitten in het oog van de orkaan. Aan alle buitengrenzen van Europa is het op z’n best onrustig, en op z’n slechtst oorlog. Ze zien Poetin die hoog spel speelt. In Oekraïne. In Syrië. Mensen zien het leed en de verwoestingen in Aleppo. Ze zien Erdogan die van Turkije een dictatuur maakt. Gisteren vroeg hij z’n parlement de doodstraf opnieuw in te voeren. Nou, dat EU-lidmaatschap kan hij op z’n buik schrijven. En tegenover dat alles zou ik zo graag een krachtig Europa zien, waarin Nederland weer voorloploopt.
Het is er in deze onzekere wereld de tijd niet naar om de verschillen in campagnetijd onnodig op te kloppen tot valse tegenstellingen. Er zijn al genoeg tegenstellingen te overbruggen. Het vertrouwen in de politiek is niet zo groot dat we ons die luxe kunnen permitteren. Ik hoor collega’s breekpunten opwerpen, coalities blokkeren. Ik denk niet dat mensen daarop zitten te wachten. Was u ook zo verbaasd deze week over de vrijage op links? Die echtelijke twist op televisie? Die verwijten over wie de vorige romance had uitgemaakt? Als dat linkse samenwerking is, ben ik benieuwd hoe linkse ruzie eruit ziet.
Nee, wij huilen niet met links. Wij schreeuwen niet met rechts. Wij gaan voor de alternatieve weg. De weg waar de zwijgende meerderheid, waar gewone, redelijke Nederlanders zich het meeste thuis voelen. Die weg maak ik graag zo breed mogelijk. Zo aantrekkelijk mogelijk. En dan kan het wel eens de gulden middenweg zijn. We zullen moeten samenwerken, zeker. Ik wil samenwerken. Met iedere betrouwbare partner. Een strijd op links of een gevecht op rechts, mensen geloven het wel. Ze zijn het zat. Ze willen politieke leiders, die inspireren. Niet alleen in woorden, maar ook in daden. Die de ambitie hebben Nederland verder te brengen. Die moedig genoeg zijn de zogenaamde volkswil te trotseren. Die de tegenstellingen niet aanjagen, maar overbruggen. In de politiek. In de samenleving.
De VVD waant zich onaantastbaar. Rutte telt al tot drie, rekent zich al rijk met een derde kabinet. Is dat niet een beetje overmoedig? De kaarten zijn nog niet geschud. Wij staan er goed voor. In de gemeentes. In de provincies. In de Eerste Kamer. In Europa. We zijn al jaren de grootste progressieve partij van Nederland. En dat wil ik zo houden. En dat gaan wij zo houden. Wij zullen opnieuw laten zien dat macht in Nederland niet vanzelfsprekend is. Ik zie graag een liberaal in het Torentje. Maar dan wel een échte liberaal, een progressief liberaal, een sociaal-liberaal.
Dit is de toespraak die D66-leider Alexander Pechtold zondag hield op zijn partijcongres.