Dat was dan het laatste VIP-feest, denk ik iedere keer. Maar niet zodra worden Cannes of St.Tropez weer het vloeibare trefpunt van entrepreneurs met teveel zwart geld, of ik laat me van harte invliegen. Ik hoor daar wat ik hoor, vertel het niet verder en deel af en toe bezadigde raad uit. En daarom blijven de invitaties binnenkomen. Want waar vind je nog amici ‘op niveau’ die je niet in de dossiers van de FIOD laten belanden?
Deze keer was het te doen op het besloten strand van Le Carlton. Met als voordeel dat de vloed snel de gevolgen van katers laat verdwijnen. Alle captains of crisis industry waren daar uitgelaten netwerkend aan de rosé de Provence om in werkelijkheid rooie cijfers te ontvluchten. Of zaten aan een van de regionale dames die hun privébezigheden ’s avonds naar deze gekende activiteitenzone plegen te verplaatsen. De beschermende maffia dronk gezellig een glaasje mee.
Aan de bar kon je geen wijn noemen of een lid van het uitgelezen sommeliersgilde had hem na een minuut al uitgeschonken. Daar zat ook weer eens de onvermijdelijke ´wijnkenner´ met zo´n abortuskoffer vol vineus instrumentarium. Wijnthermometer, kurkboor, beluchtingsballon, alcoholverdamper, zuurgraad-melder, je kent het wel. Hij zette alles op een lege kruk naast zich en begon daarmee net zolang de inhoud van een glas wijn te martelen, totdat die in smaak de geest gegeven had. Veel te warm, te duur, dikke restsuiker en onbalans, luidde het oordeel. De sommelier was er nauwelijks van onder de indruk. In rappe streektaal liet hij de ´kenner´ weten dat zelfs eredivisie-wijnen het zouden begeven onder de mishandeling die de ´connaisseur´op dit glas had losgelaten. Hoe minder manipulatie, hoe beter voor de wijn, toch?
Dit type wijninspecteurs duikt dezer dagen vaker op om feestende ondernemers duidelijk te maken dat ze teveel aan meuk uitgeven. Alsof die zich daar ook maar iets van zouden aantrekken. Bovendien: wat moeten volkszangers daarmee die vanwege het beschavingsniveau zelden op deze ‘beachparties’ ontbreken en liever wat anders snuiven dan de matige aroma´s van opgepepte gootsteenwijn?
De wijnpeiler is trouwens niet lang gebleven. Gorilla´s van enkele opgeblazen middenstanders werkten hem door de achterdeur naar buiten. Maar dat lukt niet altijd. De hardnekkigheid van de proefzonderling wordt nogal eens onderschat. Zo wandelt er een Riesling-verknochte rond die nooit zonder koffertje naar een proeverij gaat. Daar zitten dan z’n persoonlijke glazen in. Want die van het huis stinken nogal eens naar de afwasmachine. Heb je geluk, dan ruik je iets citroenigs. Maar meestal een onbestemde gaarkeukenlucht, zoals bij de daklozenopvang.
Wie daar een gevoelige neus voor heeft, laat dat in z’n wijnbeschrijving vaak onverbloemd merken. Dan staat er bijvoorbeeld: ‘Wijn die smaakt naar natte dweil en overkookte broccoli met een niet aflatende zweem van kattenpis’. Dus hebben ‘zelfbeheerde’ proefglazen wel degelijk nut. ‘Ik ruik nou eenmaal snel foute geuren’, is dan de verklaring voor de meegebrachte bagage. Kun je nagaan hoelang zo’n figuur met zichzelf bezig moet zijn om naar eigen maatstaven ergens fris te verschijnen.
Proeven is meer ruiken dan slikken, beweerde laatst zo’n Preciezerik, in kringen van wijnfilosofen nader aangeduid als Exacticus. Maar de feestganger vindt drinken weer meer slikken dan ruiken. En met het oog op dat laatste vlieg ik als ere-innemer morgen, bemoedigd door aanhoudende groei van de polderlandse bestedingen aan de Franse goudkust, opnieuw naar het volgende VIP-feest.