Volgens mij ben ik de enige socialist die ooit is gepromoveerd op een onderzoek naar het conservatisme in Nederland. Terwijl dat toch erg voor de hand ligt, je moet in de politiek immers je tegenstanders goed leren kennen. Ik promoveerde eind jaren negentig en dat was juist een tijd dat bestuurders van universiteiten zich zorgen begonnen te maken over ‘rendementen’ – vooral het aantal promovendi dat het onderzoek op tijd afrondde was ook in deze jaren laag. Op de universiteit kwam ik destijds een promovendus tegen die speciaal was aangesteld om te onderzoeken waarom eigenlijk zoveel promovendi afhaakten. Helaas hebben we nooit opheldering gekregen, omdat hij zijn onderzoek niet heeft afgemaakt.
Ik had een gevoel van herkenning toen ik Mark Rutte bij Zomergasten hoorde zeggen dat hij een fan is van Het Bureau van J.J. Voskuil. Dit boek is bij mijn weten de dikste roman die ooit is geschreven (5.000 pagina’s), over een wetenschapper (Maarten Koning) die dertig jaar lang werkt op hetzelfde bureau (Beerta Instituut). Aan een enorm databestand, dat ooit inzicht zou moeten bieden in de eeuwenoude volksculturen in ons land. De roman verscheen in zeven delen, tussen 1996 en 2000 – ook de jaren dat ik zelf onderzoek deed. Maarten Koning gelooft niet dat zijn onderzoek ooit traditionele cultuur-grenzen zal blootleggen. Het enige zinvolle is dat hij bezig is, iets wat hij in dit boek tot in detail beschrijft.
‘Koning, ik heb nooit geweten dat mijn leven zo romantisch is geweest’, zegt een boer tegen Maarten, nadat het bureau heeft meegewerkt aan een tv-reportage over het dorsen van het graan. Deze film, zo beseft Maarten, zal toekomstige historici weinig leren over de oude volkscultuur, maar des te meer over onze verbeelding van dat verleden: ‘Geschiedschrijving is denken over jezelf met de feiten van anderen.’ Na jaren werken op zijn bureau besluit Voskuil dat werk en dat instituut zelf tot onderwerp van onderzoek te maken en geeft hij ons een prachtig tijdsbeeld van de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig. Wij kunnen zijn beslommeringen op het bureau met hem meebeleven, wat even verstikkend als verslavend is.
Maarten Koning heeft een afkeer van de politieke kant van zijn vak, het bestaan van oude volksculturen werd door sommigen gezien als het bewijs voor een vaste maatschappelijke orde. Dat vonden in ieder geval de conservatieven die ik heb bestudeerd. De universiteiten moesten volgens hen een intellectuele elite opleiden, die deze sociale orde zou moeten bewaken. Een rol die uiteraard was weggelegd voor jonge mannen uit de hoogste klassen. Ik vind het wel leuk dat een jongen uit de arbeidersklasse hun geschiedenis heeft geschreven. Ik maak ook dankbaar gebruik van de academische vaardigheden die ik tijdens deze opleiding heb geleerd, juist om in de politiek dit soort oude en gevestigde elites te bestrijden.
Ik denk niet dat J.J. Voskuil een groot wetenschapper was, maar in die jaren op het bureau ontwikkelde hij wel een groot schrijverschap. Lezen van Het Bureau is ook wel confronterend, want waarom zoveel tijd verdoen aan zo’n dik boek, waarin toch zo weinig gebeurt. Maar nadat ik de laatste pagina had omgeslagen, had ik de neiging om meteen weer van voor af aan te beginnen – iets wat ik met tussenpozen altijd ben blijven doen. Het Bureau doet je nadenken over jezelf, met de feiten van Maarten Koning. Het meebeleven van zijn monnikenwerk geeft een bijna religieuze rust en een afstand tot de waan van de dag, iets waar politici altijd in gevangen zitten – ik ben benieuwd of Rutte dat ook zo heeft.
Natuurlijk hebt u geen tijd voor dit boek, maar dat heb ik ook niet. Maar toch moet u het lezen – de premier deed het ook. Het Bureau is een goede therapie tegen rendement-denken. Als u 5.000 pagina’s echt te veel vindt, kunt u ook beginnen met het prachtige hoorspel dat naar aanleiding van dit boek is gemaakt. Een waardig alternatief, in 475 delen.