Beleid en praten over beleid zijn in politiek Den Haag twee verschillende dingen. Wanneer je als politicus stelselmatig met verkeerd beleid op de proppen komt, maar niet de electorale kop wilt verliezen, dan zit er maar één ding op: een gunstig narratief scheppen.
Bij het ministerie van Defensie slaan ze hier af en toe een beetje in door. Zo gingen de paarse broeken op ’t Plein volledig Michael Bay in hun beschrijving van een militaire oefening in Polen. Een ronkend persbericht sprak over “flitsen, knallen, laag overkomende gevechtsvliegtuigen, vlammende pantservoertuigen en rennende militairen”. Een AC/DC soundtrack op autoplay op de website van het ministerie ging helaas net even te ver. De lezing staat in schril contrast met de versie van de militairen die daadwerkelijk de oefening moesten uitvoeren. Landmacht-officieren beklaagden zich in de Telegraaf over het moeten oefenen met “oude zooi”, de haperende logistiek en een gebrek aan essentieel apparatuur zoals radio’s.
Dit betekent niet dat de communicatie-afdeling geen succes heeft weten te boeken. Zo heeft de minister van Defensie, Jeanine Hennis, het voor elkaar gekregen zich neer te zetten als de minister die het tij wist te keren na jarenlange financiële uitholling. Ook vielen er de nodige lijken uit de kast waar zij niet verantwoordelijk voor was als persoon, maar die ze toch wel even mooi te lijf is gegaan. Voor de poorten van de hel wist zij enkele miljoenen binnen te slepen voor het noodlijdende departement. Dit narratief neerzetten is – zeker gelet op de staat van Defensie – een hele prestatie.
Zo is het nog maar de vraag hoeveel van die miljoenen worden vertaald in de eerdergenoemde radio’s, of andere spulletjes die handig kunnen zijn bij inzet (munitie bijvoorbeeld). De Correspondent wist vorig jaar te berekenen dat die 348 miljoen erbij onder de streep neerkwam op 3 miljoen eraf. Er moet namelijk nog een korting af van 78 miljoen op de daadwerkelijke inzet van troepen, een korting van 109 miljoen op het budget voor aankoop van materieel en natuurlijk een structurele bijdrage van defensie aan de algemene rijkskorting (103 miljoen). Niet heel erg inzichtelijk voor de gemiddelde burger, en dat is juist voor politici verdomd handig. Verantwoordelijkheidsvragen kunnen tenslotte gemakkelijk zoekraken in de boekhoudkundige spaghetti van tientallen potjes op ministeries en verrekeningen tussen ministeries onderling.
Hoewel in de eerste jaren van het kabinet Rutte de minister kritiek vooral pareerde door te verwijzen naar de lijken in de kast van voorgangers, is de minister de afgelopen jaren vooral bezig de verantwoordelijkheidsvraag vooruit te schuiven. Kritiek over gebrek aan spullen en munitie wordt namelijk door het ministerie steevast afgedaan als voorbarig. Het duurt tenslotte even tot de bestelde spulletjes er zijn. Wanneer die spullen worden verwacht en wanneer we terug mogen komen om poolshoogte te nemen, dat weet niemand. Een zelfde tactiek gebruikte de regering Bush na escalatie in de Irak-oorlog (de zogeheten “surge”). Toen journalisten vroegen of het wel zo een goed plan was, omdat het er op de grond niet al te best uitzag kreeg men te horen dat het even duurde voordat we effecten zouden kunnen zien. Wanneer die effecten zichtbaar zouden zijn en dus wanneer de regering Bush rekenschap zou geven over het beleid, bleef in de lucht hangen. Oftewel: de verantwoordelijkheidsvraag wordt naar een niet-nader-te-noemen-tijdstip in de toekomst verschoven. Voor de regering Bush was dat tot na de verkiezingen, voor de regering Rutte tot na de volgende ministeriële stoelendans na de formatie. Het laatste waar een beoogd minister van het nieuwe kabinet op zit te wachten, is een discussie over haar competenties, tenslotte.
Feitelijk bevindt men zich op het Plein in een spagaat. Men kan de nieuwsberichten over munitie- en materieeltekort aangrijpen om te laten zien hoe erg het er aan toe is, en de urgentie van meer geld voor Defensie aan de man te brengen. Of men kan ervoor kiezen het imago van de krijgsmacht te beschermen, en het departement een beetje in de luwte te houden. Want zeker met partijen aan de onderhandelingstafel die allemaal meer geld naar Defensie willen, is het misschien niet handig om jezelf negatief in de kijker te spelen.
Het is duidelijk dat de minister en het departement elkaar hebben gevonden in deze laatste tactiek.
Toen de onderzoeksredactie van RTL Nieuws deze zomer het nieuws naar buiten bracht dat leidinggevenden van alle vier de commandocompagnies bij de Korps Commandotroepen een brandbrief hadden opgesteld waarin zij de noodklok luidde over de kapotte wapens en niet functionerende communicatiemiddelen, klonken er sussende geluiden vanuit het ministerie. Tuurlijk, de minister had alle begrip voor mogelijk frustraties van militairen. En ja, er zijn nieuwe spullen besteld en nee, die zijn er nog niet. Nee, de brandbrief had de minister ook niet gelezen maar ze wist wel te concluderen dat het geschetste beeld over de commandotroepen onjuist was. Hoewel hiermee de indruk werd gewekt dat de minister wel betere dingen te doen heeft dan brandbrieven van commandocompagnies lezen over levensbedreigende situaties op de werkvloer, bleek al vrij snel dat er op het ministerie wel degelijk een PR-bommetje was ontploft. Nota bene de commandant van de Korps Commandotroepen deed namens zichzelf en ondergeschikten een persbericht de deur uit waarin alles werd ontkent. Of nou ja, het Plein had een wij-herkennen-ons-niet-in-het-beeld- berichtje opgesteld en hij mocht tekenen bij het kruisje.
Dat de minister hier baat bij heeft is evident. Sterker nog, ze is hiermee precies hetzelfde als haar collega’s in elke andere willekeurige Westerse democratie. Zo beargumenteerde Amerikaanse politicioloog Mearsheimer dat democratische politici eerder de neiging hebben om hun kiezers voor te liegen dan autocraten. Politici die verkeerde keuzes maken en slecht beleid produceren, kunnen namelijk afgestraft worden in de volgende verkiezingen. Voor je politieke overleving is het nog altijd beter om fouten te bedekken dan toe te geven. Soms gaan politici zelfs zo ver, dat zij bereid zijn militaire levens willens en wetens te offeren op het altaar van politieke levensverlenging. Zo noemt Maersheimer het voorbeeld van een Franse commandant tijdens de Eerste Wereldoorlog die zo incompentent was, dat de Franse regering besloot zijn geknoei te verbergen omdat het anders publieke steun voor de oorlog (en daarmee de regering) zou kunnen ondermijnen. Een minister die brandbrieven over gevaarlijke situaties op de werkvloer niet leest, maar wel concludeert dat het niet klopt, is van hetzelfde laken een pak.
De vraag is natuurlijk of Defensie hier gebaat bij is. Er kleven nogal wat risico’s aan deze stelselmatige bagatellisering. Feitelijk offert het departement haar geloofwaardigheid op het formatie-altaar. Collatoral damage tijdens de onderhandelingen. Het antwoord op de vraag wat het prijskaartje van deze geloofwaardigheid is kwam sneller dan verwacht: vanmorgen stond in de Telegraaf dat de nieuwe coalitie graag 1.5 miljard erbij wil voor Defensie. Hiermee is de minister er in geslaagd om het beeld wat ze over zichzelf heeft geschetst op de valreep te laten overeenstemmen met het beleid. En dat doen weinig ministers haar na.