De prijzen van de belangrijkste grondstoffen ondergaan de grootste stijging in jaren. En daar is de nieuwe president van de Verenigde Staten voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor. Laat er geen twijfel over bestaan. Alle ogen zijn inmiddels gericht op de aandelenmarkten. Met de komst van Trump, lijkt er geen houden meer aan. Zoals we hier vorige week al eens uitvoerig beschreven, verrekenen beleggers al heel wat toekomstig potentieel in de huidige koersen. Of ze zich al te vroeg rijk rekenen, daar valt over te discussiëren. Maar hoge verwachtingen hebben in de meeste gevallen geen succesvolle uitkomst. En we vrezen dat beleggers momenteel weer wat te veel hoop waarderen, en wat te weinig realiteit. De toekomst zal het uitwijzen, maar een gewaarschuwd belegger is er vaak meerdere waard.
Wat ons bovendien is opgevallen, en de rest van de financiële gemeenschap blijkbaar iets minder, is dat de grondstoffen een nog veel krachtigere beweging laten zien. Terwijl de belangrijkste aandelenmarkten over 2016 een winst optekenden van tussen 5 en 10 procent, noteerden de prijzen van goud en zilver respectievelijk 10 procent en 15 procent hoger. En dat waren dan de mindere grondstoffen. Voor de beste prestaties moest je vooral bij de economisch-gevoelige grondstoffen zijn. De prijs van olie steeg met ruim 45 procent, terwijl de prijzen van diverse industriële metalen zoals koper of zink tussen 20 procent en 40 procent winst boekten in het afgelopen jaar. Dit zijn cijfers waar mening investeerder van in z’n nopjes zou geraken. Alleen kijken er maar weinig beleggers naar om. Onbekend maakt onbemind, ook op de beurs.
Wat nog belangrijker is aan de huidige, excessieve stijging van grondstofprijzen, is dat de klim nog maar net begint. De stijging van de aandelenmarkten duurt al sedert het einde van de crisis in 2009, en loopt – volgens historische maatstaven – op z’n laatste benen. Niet zo bij grondstoffen, zoals u kan zien op de bovenstaande grafiek van de koperprijs (bron grafiek: StockCharts.com).
Hieruit kan u duidelijk afleiden dat de trendwijziging nog maar in z’n kinderschoenen staat. 2016 was in dat opzicht slechts een voorproefje, van wat mogelijk in petto is voor de grondstofsector, in de komende jaren. Onder president Obama kregen grondstoffen het hard te verduren, vooral tijdens zijn tweede termijn. De vrees voor deflatie, als gevolg van de zwakke economie en het uitzonderlijke monetaire beleid, sloeg ongenadig hard toe bij de grondstoffen. De prijs van olie werd tot tweemaal toe gehalveerd. Ook de prijs van koper leverde ruim 50 procent van z’n topwaarde in.
Maar nu Trump het roer overneemt, gaat het roer ook letterlijk om voor de grondstofprijzen. De angst voor deflatie veranderde razendsnel in een inflatievrees. En die zorgen zijn niet geheel onterecht, als we de inflatiecijfers erop nagaan. In Amerika verwacht men voor het eerst in jaren de inflatiedrempel van 2 procent (met gemak) te overschrijden. Maar dat is inmiddels ook al bijna het geval in Duitsland, een land dat tot midden vorig jaar nog worstelde met deflatie (zie onderstaande grafiek). Zelfs in Japan lijkt het deflatiespook eindelijk te verdwijnen, met een half procent inflatie al op de teller. Het tij is dan ook bijzonder snel aan het keren, op vlak van inflatie en de daaruit afgeleide verwachtingen.
Uiteraard komt dit enerzijds door de verwachting dat de economie onder Trump kan aantrekken. Maar wat ons betreft komt het vooral omdat er uitzonderlijk veel kapitaal richting de grondstofsector gaat vloeien, als gevolg van zijn ingrepen, en niet zo zeer door de uitkomst ervan. Want vergeet niet, het scenario van stagflatie – een stagnerende economie met een oplopende inflatie – wordt amper aangekaart, maar maakt wel degelijk grote kans. Ook in een dergelijk scenario schieten de grondstofprijzen de lucht in, want ze bieden dan niet enkel een bescherming tegen inflatie, ze vormen ook nog eens een veilige haven voor beleggers, die vrezen voor een turbulentere wereld onder Trump.
Het is geen ondenkbaar scenario.