Ieder jaar overlijden er honderden mensen op de weg. In het verkeer. Schrikbarend veel. Als in zeer korte tijd ineens meer kinderen in het verkeer overlijden schrikt iedereen wakker. Door stoer weggedrag, onoplettendheid, te hard rijden, drank, pech. Dramatisch als je bekijkt dat het niet eens zo gek is dat dit zo veel en vaak gebeurd. Kinderen van net zestien jaar mogen al proeflessen. We stoppen ze in gevaarlijke bakken vol snelheid en opgedofte kleuren na een lesje of vijf. En we proppen ze in de dodelijke machines van hun vrienden. De vrienden met minstens een half jaar rijervaring. Dat wel. Zo verantwoordelijk.
Drank en drugs achter het stuur. Dat lijkt stoer. Het is de meest dodelijke combinatie in het verkeer. Natuurlijk wordt er door politie fel gecontroleerd op opgeschoten lui in een dito auto met vaak geluidsapparatuur aan boord waar een disc- jockey op een house party jaloers op zou zijn. Het klinkt en rijdt cool. Tot je dochter in die auto zit.
Uiteraard gaat dit niet alleen op voor de jeugdige bestuurders. Ook ouderen, ik noem even de categorie ‘tussen de tachtig en schijndood’ rijden er vaak levensgevaarlijk op los. Volledig de weg kwijt en onnadenkend. Zeggen we er iets van? Nee. Men wil blijkbaar de ander niet corrigeren. Dan maar hoofdschuddend in de krant lezen. Wat triest, weer een jong meisje.
Zittingen met verkeersdoden. Ik wen daar nooit aan. Ze schrijven moeilijk. Wat een verkeersdode doet is tientallen levens verwoesten. Amper te beschrijven. Vaders die in tranen vertellen over hun doodgereden dochter of moeders die amper kunnen staan na het voorlezen van hun verklaring. De ‘kennis’ van haar dochter dronk. Hij zou haar veilig naar huis brengen. Dat had hij beloofd. Ze lag in de berm. Dood. Uit de auto gewipt in een bochtige landweg. Met meer dan vijftig kilometer boven de toegestane snelheid. Flink en stoer.
Ze zou winkelen die dag. Met vriendinnen. Drie meiden van zestien jaar. Nagellak halen. Schoenen voor een mooi prijsje en friet eten. Lachen. Met de bus zouden ze gaan. Half zes thuis. Bij de bushalte staat Berny (23). Een kennis. Hij heeft de meest geweldige auto van zijn vader te leen. Berny heeft geen rijbewijs maar ervaring zat. Hij drinkt ook. Veel. En hij is zwakzinnig. Met de bus gaan betekent korter winkelen. Met Berny zijn ze sneller in de stad en ook weer thuis. Het scheelt een uurtje.
Op de terugweg gaat het fout. Berny haalt zijn handen van het stuur. Geen angst, dames. Hij doet dit vaker. Fors uithalen op het gaspedaal is zijn specialiteit. De twee vriendinnen overleven gelukkig. Berny uiteraard ook. Het motorblok is uit de auto gelanceerd bij het raken van de vangrail. Zo ook Eefje. Zij overlijdt ter plaatse.
Na zo’n zitting koers ik dan uiterst voorzichtig op mijn weg naar huis. Je zult zo’n idioot met het elleboogje uit het raam tegenkomen. Met drank op. In dit specifieke geval luidde het antwoord van Berny in de zittingszaal op de vraag van de rechter waarom hij zo idioot hard reed als volgt: “Ik houd wel van een beetje snelheid.”
Met achter mij, op de tribune, de snikkende moeder.
Je moet maar durven.
Karin Smalbil is rechtbankverslaggever in de rechtbank van Groningen en tevens columnist voor De Telegraaf Media Groep, Groningen Dichtbij. Op haar site: www.karinsmalbil.com kunt u haar artikelarchief lezen.