Ach ja. De social media. Had je vroeger een website nodig om te bestaan, tegenwoordig voldoet Twitter. Quel armoe! De gekkies die het aantrekt zijn legio, hun teksten het bewijs dat het Nederlandse onderwijs niet meer te redden valt. We zijn gedoemd tot middelmaat. Twitter is een geval apart maar écht onbegrijpelijk zijn Facebook en LinkedIN. Van beide media snap ik niets. Mijn Turkse vrienden en familie zaten er al rond 2006 op – “Ebru, écht iets voor jou.” – Ja dank je de koekoek. Dat stomme Hyves was me al opgedrongen, en dan nu de variant in het Engels zeker. Egniet. Om vervolgens in 2007 er toch maar op te gaan, althans, dat zegt m’n FB timeline.
Was FB voorheen de plek om met Turkse vrienden en familie info uit te wisselen (een handjevol mensen dus) tegenwoordig heb ik er meer dan 200 vrienden. Het criterium ‘alleen als je m’n mobiele nummer hebt’ verdedig ik met hand en tand, maar ik verlies het. Elke dag kloppen mensen aan om vrienden te worden. Elke dag sla ik ze af. Iemand kent Jantje en wil nu ook vriendjes met mij zijn. Waarom? Wáárom? De overtuiging dat ik ook online contactgestoord ben wint terrein, maar het onbegrip voor al die vriendschapsverzoeken brengt me in de war.
Contactgestoord
Waarom wil iemand vrienden met mij zijn?
Ik ben contactgestoord – ondanks die 1500 nummers in mijn telefoon.
Ik hou niet van mensen – ondanks dat ik er zelf één schijn te zijn.
Ik ken jullie niet – en daar lijd ik niet onder.
Jullie kennen mij niet – geloof me, dat is een zegen.
Ik zet échte privé info op m’n FB – en OMG is dat slaapverwekkend.
Ik ben óók op FB niet geïnteresseerd in jullie pijntjes – sorry, neem een therapeut.
Dus please: mijd mij op FB. Gewoon doen. Mis je niets aan.
Brengt mij op LinkedIN.
De mensen die daar met mij vriendjes willen zijn, ken ik nóg minder dan diegenen op Twitter. Zij kennen mij wel. Via 300 schijven. De krant. Internet. Radio. Of, het allerboeiendste: van studie. Vooral mannen schijnen me van studie te kennen. Dat klinkt spannender dan het is: toen was ik nóg minder interessant dan nu maar opeens, nu ze in hun midlife crisis zitten ben ik opeens, ja wat eigenlijk? Ik weet het niet. Serieus niet.
Twitter
Mensen op LinkedIN accepteer ik allemaal. Omdat ik jullie zielig vind. Je wilt je netwerk laten zien dat je mij kent. Mij. Een contactgestoorde, smetvrezige, stukjestikkende, chocolademinnende allochtoon met een aardappel in de keel. Vrouw bovendien. Die schrijft voor een gratis krant. Een vrouwenblad. Een mannenblad. En verder zoveel mogelijk in Turkije vertoeft. Toegevoegde waar: NUL. Echt. Het moet allemaal niet gekker worden. Iemand heeft me ooit wijsgemaakt dat je via LinkedIN aan werk kunt komen. Ik moet iets fout doen want verder dan “Hi Ebru, ik vind je geweldig” teksten komen mijn relaties niet op LinkedIN. Werk? Geen jota. Ik ga jullie op een dag deleten van mijn LinkedIN profiel, dan lijkt het eindelijk ‘s op de werkelijkheid: geen relaties.
Ja en dan Twitter. Het beste medium om de stemmen uit je hoofd te verdrijven. Nooit meer opgekropte woede, nooit meer frustratie, nooit meer vragen. Knal het op Twitter en het is klaar. Eruit. Het nadeel van Twitter? Mensen praten terug. Bleef het daar maar bij: pratende eieren zijn een onontdekte soort en pratende eieren met een mening totaal niet zeldzaam! En trollen floreren.
Ik haat trollen. Dan vind ik mensen nog leuker. Dat is dus #opbiechttweet. Dankzij Twitter. Ja, Twitter maakt meer kapot dan je lief is.
Ebru Umar (Den Haag, 20 mei 1970, de zon begon te schijnen, de vogels zongen hun hoogste lied) schrijft wekelijks over wat ze meemaakt in de breedste zin des woords. Umar is columniste voor onder meer dagblad Metro en het opinieblad voor de sportieve man Men’s Health.