Het is eigenlijk een obligate vraag. “Hoe is het?” Maar wel een die gepast is. Ik heb deze mensen een maand niet gezien; op zich niet zo erg, het zijn slechts de eigenaars van mijn favoriete restaurant. De boel is opgeknapt zie ik. Aan de binnenplaats is met de komst van de zomer aandacht besteed. De muur met de aangrenzende winkel is gedeeltelijk doorgebroken zodat je van het restaurant naar binnen kunt lopen. Ik loop nieuwsgierig door, het is mooi geworden. Ze verkopen traditionele shit: Turkish Delight, zowel voorverpakt als vers, Turkse koffie en thee (meuk dus) en wat frutsels in de vorm van glazen en kommetjes. Ik zie toeristen die hier en masse neerstrijken zich zeker wel tegoed doen aan dit soort souvenirs. “Hoe gaat het?” vraag ik de ober terwijl ik plaatsneem in het enige plekje in de zon. Turken en zon, ze hebben er een rare verhouding mee. De hele binnentuin is voorzien van parasols. Ga dan binnen zitten, denk ik als je geen zon wilt. Binnen draait de airco op overvolle toeren dankzij open deuren en ramen. Dat die Turken niet in de zon willen snap ik. Maar toeristen? En vandaag zie ik in het beste restaurant van Kusadasi alleen een paar toeristen. Hij haalt zijn schouders op “Slecht. Onwaarschijnlijk slecht.” Ondanks de eeuwige klaagzang van de Turken over hoe slecht het wel niet gaat in Turkije in het algemeen en Kusadasi in het bijzonder schrik ik ervan. Dit is een restaurant, het béste restaurant in de stad. Gefrequenteerd door Turken, en de kenners onder de toeristen. Hoezo gaat het hier slecht? “Niemand geeft geld uit. Zelfs niet aan eten.”
Er ligt één cruiseschip in de haven. Vanochtend nog twee. Het seizoen is ook nog niet begonnen. “Dat roepen we al sinds maart,” sombert de ober. “Oké, maart moest het nog beginnen, de frequentie van schepen was nog niet echt hoog. Maar toen kwam april en nu is het einde mei. Dat zijn drie maanden, we kunnen toch niet drie maanden roepen dat het seizoen nog niet begonnen is?” De cruiseschepen die er liggen, zijn van het caliber Costa Concordia die gekapseisd voor de kust van Italië ligt. Toeristen die all inclusive rondvaren en elke dag een andere havenstad aandoen.
Het is crisis
Op zich heb ik me altijd verbaasd over de logica dat je van boord stapt en meteen de Starbucks, Burger King of een Turks (vis) restaurant induikt in plaats van rond te hobbelen. Maar voor de cruisegangers die mijn restaurants wisten te vinden had ik altijd wel respect. Sterker nog, vorig jaar stapten de Grieken vanaf Samos nog op een boot om in Kusadasi naar de markt te gaan en te komen eten. “Als zelfs Canadezen en Amerikanen beginnen over dat ze geen geld meer hebben, kun je je voorstellen hoe slecht het gaat.”
Hmmm. Dan vrees ik voor de Griekse klandizie. “Zal ik een kipspies en lepelsalade laten maken?” Ik ben een voorspelbare klant. Maar ik ben er net. “Ik wil meze’s,” zeg ik. Even ben ik geen klant maar iemand die na ballingschap verlangt naar het pure eten van thuis. De ober begrijpt het. “Ik laat een groot bord samenstellen met uw favorieten.”
Ebru Umar (Den Haag, 20 mei 1970, de zon begon te schijnen, de vogels zongen hun hoogste lied) schrijft wekelijks over wat ze meemaakt in de breedste zin des woords. Umar is columniste voor onder meer dagblad Metro en het opinieblad voor de sportieve man Men’s Health.
CC foto: Baldwin040