Hij is knap, en slim, hij heeft zijn eigen bedrijf en wel vier academische titels. De inleider van het John Adams Institute kwam donderdagavond woorden tekort om de gast van de avond, Reza Aslan, te prijzen. En hij had ook nog een origineel en zeer controversieel boek geschreven! Over Jezus! We moesten hem, kortom, vooral bewonderen. Aslan bleek een charmante verschijning. En een gladde prater. Zo’n academische spreker die halverwege zijn verhaal afgaf op de Amerikaanse televisiedominees (doet het altijd goed!) maar die de bijbehorende preekstijl uitstekend bleek te beheersen.
Wat was zijn verhaal? Dat Jezus een zeloot was geweest. Zeg maar een terrorist. Iemand die er op uit was het Romeinse gezag, en de Joodse collaborerende elite, met geweld omver te werpen. Aslan is van Iraanse afkomst, bekeerde zich tijdens een christelijk zomerkamp tot belijdend christen, maar ontdekte tijdens zijn studie theologie dat hij de ‘historische Jezus’ veel interessanter vond dan de ‘Jesus of faith’, de blanke vredelievende prediker die tegelijk God was.
Maar was de historische Jezus een terrorist? Ten eerste: alle drukte over dit boek is nergens voor nodig. Die hypothese van Aslan is allesbehalve nieuw, en ligt, als het aan serieuze onderzoekers ligt, al geruime tijd in de vuilnisbak der geschiedenis. Het enige ‘terroristische’ gegeven dat een aanwijzing voor deze hypothese zou kunnen zijn, is het verhaal dat Jezus de geldwisselaars en duivenverkopers uit de Tempel zou hebben verjaagd. Nee, niet de Romeinen of de priesters, maar de handelaren. In zijn boek blaast Aslan dit op dit een ware overval op het centrale gezag. En daarna (aldus de evangelist Markus) maakte Jezus nog een ommetje door de stad en ging weer weg, en ergens te gaan eten. Terroristische aanslag?
Het grote probleem met deze anekdote, met álle anekdotes in de evangeliën, is dat ze helemaal niet bedoéld zijn om ons te vertellen over ‘wat er echt gebeurd’ is. Of het nu om Jezus’ uitspraken gaat, zijn genezingen, andere wonderen of het reinigen van de tempel: het zijn stuk voor stuk vignetjes die bedoeld zijn om duidelijk te maken wie Jezus wás. Dat hij de Messias was. Als je dat eenmaal door hebt, en deze verhalen dus als ‘helaas geen feiten maar theologie’ opzij legt, hou je verdomde weinig over. Jezus was een Jood, hij predikte, en werd door de Romeinen veroordeeld. That’s all. Andere, niet-Bijbelse bronnen uit die tijd, zoals Josephus en de Qumran-geschriften, kunnen ons beeld van die tijd inkleuren. Maar de historische Jezus (die daarin nergens wordt genoemd) komt daarmee nog steeds geen stap dichterbij.
Het merkwaardige aan Aslan is dat hij dat wel degelijk weet, maar negeert. Hij vertelde het publiek omstandig dat we eigenlijk niks weten over Jezus, behalve dat hij een Jood was, een beweging leidde en ‘daarom’ door de Romeinen werd veroordeeld. (Dat verband is helaas ook geen vaststaand feit). Hij weet dat je nieuwtestamentische verhalen niet letterlijk moet nemen, en legde dat nog uitstekend uit aan mediator (en Groene-redacteur) Casper Thomas. Stel dat hij Casper zou willen omschrijven als gul en zorgzaam, in de stijl der evangelisten. Dan zou hij niet zou zeggen ‘Casper is gul en zorgzaam’ maar een verhaal vertellen waarin Casper een arme zwerver ontmoette en hem voedsel en onderdak gaf. Zó moet je tegen die verhalen aankijken. Maar wat doet Aslan luttele seconden later? Hij haalt uit die verhalen vlotjes en zeer selectief dié details die hij voor zijn hypothese kan gebruiken. Jezus was een bouwvakker, Jezus had maar zeventig discipelen, Jezus werd opgejaagd door de priesterlijke elite, et cetera. In zijn boek draait alles om die reiniging van de Tempel (waar gebeurd? Zeg maar gerust van niet); tijdens zijn lezing probeerde hij zijn ‘Jezus de terrorist’ te bewijzen door middel van de Bergrede. De armen zullen rijk zijn, de gelukkigen ongelukkig. Een betoog dat volgens Aslan gewoon een oproep tot revolutie was. Maar dat staat er niet. En deskundigen weten allang dat de Bergrede niét Jezus-eigen is maar keurige, traditioneel Joodse wortels heeft. Wie een andere ‘historische’ Jezus wil kneden, en het tegendeel wil bewijzen, hoeft alleen maar Markus 14:7 te lezen. Aslan schept een Jezus naar eigen voorkeur. Daar is geen kunst aan. Met de juist verskeuze kan iedereen zijn eigen Jezus maken, constateerde nieuwtestamenticus Geza Vermes jaren geleden al. De student Aslan vond een terrorist interessanter dan een brave prediker – et voila! Jezus was een terrorist!
Het grote probleem met de terrorist-hypothese is dat als de Jezus-beweging écht een gevaar voor de bestaande orde is geweest, als Jezus zich écht zou hebben gepresenteerd als de komende ‘koning van de Joden’ en de Romeinen vonden dat écht te ver gaan, dan hadden ze niet alleen Jezus opgepakt maar die hele club in de kerker geflikkerd. Ook de apostelen. Ook Jezus’ broers (die lid waren van de beweging, en de fakkel gemakkelijk over konden nemen). Maar de apostelen mochten gaan, en Jezus’ broer Jakobus was na Jezus’ terechtstelling nog jarenlang de gerespecteerde leider van de Jezus-beweging in Jeruzalem. Hier klopt iets niet. Ik wees daar al op in mijn recensie van het boek in de Volkskrant. Casper Thomas bracht het donderdagavond ook naar voren. Aslan zei dat het een hele goeie vraag was, maar dat hij daar in zijn boek al antwoord op had gegeven, Dat heeft hij niet. Hij zou de vraag dus opnieuw beantwoorden,. Dat deed hij niet. Hij vertelde over Jakobus’ relatie met de priesterlijke elite. Totaal irrelevant.
‘Jezus de zeloot’ is met vaart geschreven, maar overtuigde mij voor geen meter. Aslan is aan vaardige prediker, maar bleek een wetenschappelijke charlatan. Een man die de logica en de methodologie aan zijn laars lapt.