Filosoof Susan Neiman kwam de Nederlandse humanisten vertellen wat ze graag horen. Namelijk hoe voortreffelijk ze zijn. ‘Zelfs de meest conservatieve Europese regeringen willen het raamwerk van de sociale voorzieningen, dat voorkomt dat de kloof tussen arm en rijk al te groot wordt, niet afbreken. In Europa wordt een dak boven je hoofd, medische zorg en onderwijs als rechten gezien en niet – zoals in de Verenigde Staten – als gunsten. (…) Iedereen die méér dan een baan nodig heeft om zijn gezin te kunnen voeden, of die na een jaar hard werken slechts twee weken vakantie krijgt, zal nauwelijks tijd en energie hebben om over politiek na te denken.’
Het is voor een spreker altijd verstandig om de luisteraars een veer in de reet te steken. Om ze te zeggen hoe vreselijk intelligent ze zijn. Dat zorgt voor een goede sfeer. Vandaar dat de filosoof en essayist Susan Heiman in haar Socrateslezing (voor het Humanistisch Verbond, afgedrukt in de NRC van zaterdag, waaruit bovenstaand citaat) zo lekker afgeeft op haar vaderland. Ze weet dat dat in Europa altijd goed valt. Wat zijn jullie Europeanen toch wijs en diepzinnig! En ik durf te wedden dat de verzamelde humanisten het daar he-le-maal mee eens waren. En nu weten ze dus ook waarom Amerikanen zo vreselijk dom en naïef zijn: ze hebben gewoon geen tijd om na te denken! Ze zijn zo druk bezig met hun basale levensbehoeften dat ze gewoon niet aan hogere gedachten toe komen! Echt waar! Een Amerikaanse filosoof heeft het verteld!
Het eerste dat opvalt is natuurlijk dat iemand die zich filosoof noemt hier de piramide van Maslow gebruikt. U weet wel: zo lang je geen dak boven je hoofd hebt, en dagelijks moet zwoegen voor je brood, kom je niet toe aan hogere zaken zoals staatsvorming, kunst, religie en filosofie. Het is zo’n idee waarbij je aanvankelijk denkt: logisch. Maar als je even nadenkt, dringt tot je door hoe dom die ouwe Maslow was. Ik bedoel, de makers van Lascaux hadden hooguit een visgraat om hun reet te krabben – maar het waren geniale tekenaars. De Neandertalers konden niet eens praten – maar hadden wél een geloof. De ouwe Egyptenaren moesten elk jaar ploeteren in de Nijlmodder; priesters en farao’s stierven net zo makkelijk als de eerste de beste boer – en ondertussen ontwikkelden ze een religie en filosofie waar de Grieken stijl van achterover sloegen. Jezus had geen rechtsbijstandsverzekering, Mohammed had geen koelkast – nee, die Maslow ligt volkomen terecht al jaren waar-ie ook hoort: op de vuilnishoop der geschiedenis. Maar ach, wie weet weten de humanisten dat nog niet, of trappen humanisten daar nog graag in als het over Amerikanen gaat. Zal Nieman gedacht hebben.
Wij Europeanen moeten trots zijn op wat Europa heeft bereikt. Zo luidde haar boodschap aan de verzamelde ongelovigen. En daarmee doelde ze op de Verlichting. Nieman: ‘Als je de Verlichting verdedigt, verdedig je de moderne wereld, met al zijn mogelijkheden van zelfkritiek en verandering.’ En direct daarop volgde (lees ik) de heerlijke gotspe: ‘De filosofen van de Verlichting hadden ook veel belangstelling voor minder hoog ontwikkelde culturen.’
Kijk, dat idee: die vanzelfsprekende Europese superioriteit waarbij wij de ‘minder hoog ontwikkelde’ volken toch zo vreselijk interessant vinden, en waarbij we die primitievelingen vanuit onze eenzame hoogte ook wel even zullen vertellen hoe je de zaken moet regelen, daar proberen we hier in Europa nou net van af te komen. Natuurlijk, bij Neiman thuis, in de VS, daar valt die term ‘minder ontwikkeld’ niet eens op. Daar is dat superioriteitsdenken nog ruimschoots aanwezig. Sterker, daar heeft men de afgelopen tien jaar de dodelijke illusie gekoesterd dat je wilde volkeren tot de democratie kunt dwingen. Dat als je daar de ‘terroristen’ uitroeit, de rest van de bevolking juichend een parlement gaat kiezen. Neiman lijkt zich volstrekt niet bewust te zijn van het arrogante karakter van haar uitspraak. En dan zijn we er nog niet. Even verderop ontvouwt ze die belangstelling voor andere volken als volgt:
‘De Verlichting was de eerste pan-Europese beweging die echte belangstelling aan de dag legde voor het leren van andere culturen, en voor het verdedigen ervan.’
De cursivering is van Neiman. En het is onzin. De verlichtingsfilosofen waren in feite hooguit geïnteresseerd in drie vreemde volkeren: de Noord-Amerikaanse indianen, de Chinezen en de Joden (in Europa). Die eerste interesse was te danken aan Hobbes en Rousseau, die de indianen naar voren schoven als respectievelijk de meest primitieve wilden die je kon bedenken, en als de meest nobele wilden dieje kon bedenken – in beide gevallen uiteraard zonder enige échte belangstelling voor echte indianen. Nummer twee, de Chinezen, die werden door de filosofen geprezen als voorbeeld van een groot rijk dat het ook zonder christendom (zelfs zonder duidelijk geloof) prima deed. De interesse voor China was dus louter bedoeld om de katholieke clerus te sarren – ook hier weer niet gehinderd door enige kennis van zaken. En tot slot de Joden. Ook die stonden in de belangstelling want ze werden alom beschouwd als een voorbeeld van een star en afgestompt volk dat zijn oude gewoonten en geloof nou écht eens los moest laten om ooit verder te komen. Anders zouden ze uitsterven. Met andere woorden, de Joden waren in hun ogen nog steeds vies en verwerpelijk, zoals ze eeuwenlang geweest waren, alleen hadden de filosofen voor het oude antisemitisme nieuwe ‘verlichte’ argumenten bedacht. (En Moses Mendelssohn, de beroemde Joodse filosoof uit die tijd, die voor de Joodse traditie opkwam, dat was gewoon een curiositeit, of de uitzondering die de regel bevestigde). Alle andere volkeren: Arabieren, zwarten en ga zo maar door, dat waren beesten, geile wilden, woestelingen. Niet eens ‘minder hoog ontwikkeld’ maar gewoon voor eeuwig verloren, gedoemd om dom te blijven en door Europeanen overheerst te worden.
Neiman weet nergens van, en noemt de oprechte belangstelling voor andere volkeren (quod non) zelfs de kern van de Verlichting. Ze spreekt van een ‘internationalisme geworteld in de Verlichting’ en:
‘Als we echt de moed hebben om ons hard te maken voor het internationalisme, hebben we wellicht ook de moed om van onze eigen cultuur te houden. Als ik niet zozeer tolerantie voel voor de cultuur van iemand anders, maar juist serieuze belangstelling of zelfs enthousiasme, waarom zou ik mijn eigen cultuur dan niet óók kunnen waarderen?’
Het is net een kerkdienst, zo’n lezing. Een gewijde bijeenkomst waarbij de meest dwaze uitspraken de aura van diepzinnigheid verkrijgen. Zoals dit gezever van Neiman.
Tevreden keerden ze huiswaarts, de humanisten. Gesterkt in het schitterende geloof in hun eigen voortreffelijkheid. En weer rotsvast overtuigd van de blijkbaar historische opdracht dat wij verlichte Europeanen echte en oprechte belangstelling tonen voor minder ontwikkelde volkeren. Ja, ze zijn zielig, maar dat geeft niks! We mogen daar zelfs enthousiast over zijn! Alle raciale en etnische spanningen en conflicten binnen Europa, die Europa de komende decennia wel eens fataal kunnen worden – het is blijkbaar goed te verhelpen als we maar oprechte belangstelling tonen voor al die gekke vreemdelingen. Een babbeltje maken, een hapje mee-eten. Dan komt alles goed. En nee, de luisteraars hoefden niet bang te zijn. Daar worden ze echt geen moslim van. Daar wordt je alleen maar blanker van!
Echt waar!
Een echte Amerikaanse filosoof heeft het gezegd!