Voor een welwillend oog leek het Gerard Douplein in Amsterdam op het Place du Tertre in de Parijse wijk Montmartre. De avond viel na een mooie nazomerdag en de drukke terrassen gonsden tussen de huizen. Achter zich hoorde hij het tinkelen van een champagnefles in een koeler met ijsblokjes. Het goede leven voor de betere mensen.
Hij zat op het terras van Caron, een zaak waarvan zelfs de stoeltjes en tafeltjes aan een Parijs’ café deden denken. Hij las de Volkskrant en dronk een espresso. Zo had hij het grootste deel van zijn leven doorgebracht; zittend op caféterrassen, de krant lezend onder het genot van een espresso of cappuccino. Een welbesteed bestaan.
Hij las over twee Marokkanen die in Rotterdam waren gearresteerd, omdat ze van plan zouden zijn geweest aanslagen te plegen. We hebben wat in huis gehaald met die moslims, dacht hij. De zegeningen van de multiculturele samenleving.
Verder kon de Volkskrant hem niet boeien en hij vouwde hem dicht. Hij miste de Voetnoten van Arnon Grunberg. Niet dat hij het altijd met hem eens was, dat was hij meestal niet, maar Grunberg had, in tegenstelling tot zijn opvolgers, tenminste een bemeubelde bovenkamer, al kwamen die meubels in hoofdzaak van De Kringloper.
Hij had zijn kopje opgepakt om de laatste slok espresso te nemen toen hij recht in de ogen van een onguur Turks type keek. Het type zat op de bijrijdersstoel van een al wat oudere beige Golf die langzaam langs het terras reed en zijn donkere ogen smeulden van haat. Ja, het Gerard Douplein was wel wat gezelliger dan het Mercatorplein. Hoe zou dat toch komen?
Hij nam een slokje water om de zure koffiesmaak weg te spoelen en keek om zich heen. Het terraspubliek was jong, welvarend en blank. Was daar iets mis mee? Iedereen was welkom, maar blijkbaar voelden allochtonen zich hier niet thuis. Hun probleem.
De jonge vrouw die aan het tafeltje naast het zijne ging zitten, dwong hem zijn oordeel, althans gedeeltelijk, te herzien. Ze was zwart, zoals dat politiek correct heette. In werkelijkheid had ze de kleur van melkchocolade. Ze had lange benen, ronde, stevige billen, een slanke taille en kleine, spitse borsten. Holy fuck, wat een stuk! Jammer genoeg was ze niet naakt, maar droeg ze een zwarte broek, een kort zwart jasje en een wit T-shirt. Smaakvol. Op een lange, slanke nek stond een uiterst fijn vormgegeven hoofd, bekleed met kort, geblondeerd kroeshaar. Een negerin met Wilders-haar, de ideale combinatie.
Ze legde een stapel modetijdschriften op haar tafeltje en bestelde een glas witte wijn. Bovenop de stapel lag de Franse Vogue van september met Naomi Campbell op de cover. Dat was ook weer zoiets, die hype over te weinig zwarte fotomodellen in de mode, terwijl het beroemdste model zwart was!
Ze pakte de Vogue van de stapel en begon erin te bladeren. Ze sloeg de bladzijden snel om en had vooral belangstelling voor de foto’s. Misschien was de Franse taal iets te moeilijk voor haar. Hij boog zich zijwaarts naar haar toe.
‘Neemt u mij niet kwalijk, maar mag ik u iets vragen?’
Ze keek hem neutraal aan; niet afwijzend, maar ook niet uitnodigend.
‘Vindt u ook dat er te weinig zwarte modellen in modebladen staan?’
Ze leek hem even in te schatten. Toen zei ze: ‘Ja, dat vind ik ook.’ Ze sprak accentloos Nederlands, je kon niet horen waar zij of haar familie vandaan kwamen; een toonbeeld van geslaagde integratie.
‘En Naomi Campbell dan?’
‘Dat is de uitzondering die de regel bevestigt.’
‘Ze is wel het beroemdste model van allemaal.’
‘Dat komt gewoon omdat ze een ontzettend mooie vrouw is.’ Ze lachte haar grote, witte tanden bloot. ‘Een ontzettend mooie zwarte vrouw.’
Ze verdiepte zich weer in de Vogue en hij maakte een voorlopige balans op. Ze was benaderbaar en niet onvriendelijk. Hij gaf zichzelf een goede kans. Ze droeg ringen om haar vingers, maar het waren er zoveel dat hij daar weinig betekenis aan toekende. Waar zou hij haar mee naartoe nemen? Krasnapolsky? Hôtel de l’Europe? The American Hotel? Of werd het weer een rendez-vous in Hotel Polen?
‘Is dat niet een beetje hypocriet, al die zwarte modellen ineens?’ vroeg hij, wijzend op de stapel modetijdschriften op haar tafeltje.
‘Natuurlijk is dat hypocriet, maar het is beter dan niets.’
‘Bent u voor positieve discriminatie?’
‘Ik vind dat zwarte mensen, en andere minderheden, ook een kans verdienen, ja.’
‘Zou u een kans willen krijgen op basis van uw huidskleur?’
‘Ja, hoor.’ Weer die stralende lach, die nu iets provocatiefs had.
Hij bekeek haar profiel – de kleine neus, de brede jukbeenderen, de volle lippen, de kleine, licht wijkende kin – terwijl ze door de Vogue bladerde. Straks zou hij bij de receptie van een hotel een kamer voor hen huren, terwijl zij zich uit een residuele vrouwelijke schaamte op de achtergrond zou houden. Hij zou, onder haar ogen, de sleutel of de keycard in het slot van de kamerdeur steken. En er weer uit trekken. Erin, eruit, erin, eruit… Langs haar heen kijkend zag hij een beige Golf uit de Gerard Doustraat komen. Behalve de bijrijder keek nu ook een onguur Turks type op de achterbank met van haat brandende ogen naar hem, waarna de Golf scherp naar links draaide en in de Daniël Stalpertstraat verdween.
‘Wat vindt u van de multiculturele samenleving?’ vroeg hij.
‘Je mag wel ‘je’ zeggen, hoor.’
‘Oké, wat vind je van de multiculturele samenleving?’
‘Ben ik voor. En jij?’
Op de hotelkamer zou hij meteen ter zake komen. Hij zou haar tegen zich aan trekken en langdurig op de mond kussen. Misschien zou ze zich losrukken en naar een raam van de kamer lopen. Terwijl ze naar buiten keek zou ze wachten op wat hij ging doen. Hij zou achter haar komen staan en samen zouden ze neerkijken op de mensen die als insignificante insecten over straat krioelden. Hij zou zijn handen op haar schouders leggen en haar in die lange, slanke nek kussen. Daarna zou hij met zijn handen onder haar T-shirt gaan en de tepels van haar kleine borsten, die ongetwijfeld groot en stijf zouden zijn, tussen zijn vingers laten wegspringen.
‘En jij?’
‘Wat?’ vroeg hij.
‘Ben je voor of tegen de multiculturele samenleving?’
‘Vóór!’ zei hij vol overtuiging. ‘Ik ben een groot voorstander van de multiculturele samenleving. Absoluut!’
‘Mooi zo’, lachte ze.
Hij zou zijn handen laten zakken en de riem van haar broek losmaken. Daarna kwamen het knoopje en de gulp. Haar broek zou op haar witte sneakers zakken. Hij zou zijn handen langs haar heupen omlaag laten glijden en langs de binnenkant van haar dijen weer omhoog laten komen tot ze het minuscule driehoekje van haar G-string bereikten. Terwijl zijn linkerhand over haar vlakke buik naar haar borsten zou gaan, zou hij de palm van zijn rechterhand op haar venusheuvel drukken en met zijn vingers over het vocht wrijven dat door de stof van de G-string drong. Ze zou kreunend haar hoofd achterover werpen en haar billen tegen zijn inmiddels pijnlijk bekneld geraakte geslachtsdeel drukken.
Ze legde de Vogue op haar tafeltje en pakte haar glas witte wijn op. ‘En wat vind je van Zwarte Piet?’
‘Zwarte Piet?’ vroeg hij. Hij vond Zwarte Piet een onschuldig onderdeel van een traditioneel kinderfeest. Hij zag er geen enkel kwaad in en vond degenen die erover klaagden maar zeurpieten die vooral op publiciteit voor zichzelf uit waren. ‘Ik vind Zwarte Piet een racistische karikatuur,’ zei hij, ‘de Nederlandse variant van blackface.’
Ze knikte goedkeurend. ‘Zo denk ik er ook over.’
Hij zou haar achterover op het tweepersoonsbed werpen en met een woeste beweging haar broek over haar sneakers uittrekken. Daarna zou hij haar G-string omlaag trekken en zou blijken dat ze een klein streepje geblondeerd schaamhaar had. Hij zou zijn geslachtsdeel uit zijn broek bevrijden, haar benen spreiden en haar strakke schede binnendringen. Hij zou in een moordend tempo toestoten. Negerin, negeruit, negerin, negeruit…
Over haar schouder zag hij de beige Golf vanaf de Ferdinand Bolstraat weer de Gerard Doustraat indraaien. Kon zeker geen parkeerplaats vinden.
‘Ik moet even naar de kleine jongenskamer,’ zei hij. ‘Kan ik nog iets te drinken voor je halen?’
‘Doe nog maar een witte wijn.’
Hij stond op en liep bijna dansend het café binnen. Dit ging helemaal goed komen. Aan de bar bestelde hij een witte wijn en een espresso voor zichzelf. Daarna liep hij door naar de toiletten. Hij sloot zich op, opende zijn gulp en begon te wateren.
‘Nog even geduld, ouwe jongen,’ sprak hij zijn geslachtsdeel bemoedigend toe, ‘straks raggen we die hoer helemaal binnenstebuiten.’
Buiten klonk een langgerekt salvo uit een machinegeweer en een tegel in de muur tegenover hem spatte uit elkaar. De kogel drong diep in het baksteen erachter door. Het was een lichtspoorkogel. Er spoot een rode steekvlam uit de muur die met veel rook uitdoofde. Er volgden nog twee kortere salvo’s, daarna bleef het stil. Hij was gewoon door blijven plassen, want hij kon de straal niet onderbreken. Hij schudde af en sloot zijn gulp. Doortrekken leek hem niet verstandig. In de toiletdeur zat een kogelgat en hij keek er doorheen om te zien of de kust veilig was. Er hing een grijze nevel in het café en er was geen leven te bekennen. Langzaam opende hij de deur. De nevel bestond uit rook en kalkstof. Op de grond lagen een paar mensen zachtjes te kermen, anderen maakten geen geluid. De jongen bij wie hij zonet zijn bestelling had geplaatst stak zijn hoofd boven de bar uit en keek verdwaasd om zich heen. Op het terras was de slachting compleet. Zijn negerin was met stoel en al achterover gevallen. In haar T-shirt zat tussen haar spitse borsten een gat met een kleine bloedvlek. Haar mond stond halfopen en ze had een uitdrukking van ontzetting op haar gezicht. Hij boog zich over haar heen en zag zichzelf weerspiegeld in haar dode ogen. Het werd Hotel Polen.
In de verte hoorde hij politiesirenes. Hij had geen trek in tijdrovende verhoren. Men zou het hem wel niet euvel duiden als hij, gezien de gegeven omstandigheden, zonder af te rekenen een deurtje verder ging.